De 31ste editie van IDFA is de eerste onder leiding van artistiek directeur Orwa Nyrabia. In hoeverre drukt de opvolger van Ally Derks zijn stempel op het festival?

Orwa Nyrabia (40) is nogal een workaholic, zegt hij zelf. Dus nee, aan sightseeing heeft hij nog niet veel gedaan sinds hij enkele maanden geleden naar Amsterdam verhuisde. ‘Maar ik ben al vijftien jaar nauw betrokken bij IDFA, dus ik ken de stad intussen aardig goed. Ik vind de open, internationale sfeer hier erg aangenaam.’

Nyrabia, sinds begin dit jaar artistiek directeur van IDFA, begon zijn carrière als filmproducent in de Syrische hoofdstad Damascus. In 2008 was hij daar medeoprichter van het succesvolle documentairefestival Dox Box. Bijna al zijn producties (waaronder Sundance-winnaar Return to Homs uit 2013) werden vertoond op IDFA.

In 2012 belandde Nyrabia als uitgesproken tegenstander van het Assad-regime in de gevangenis. Zijn vrijlating, drie weken later, was vooral te danken aan een internationale protestcampagne, gesteund door collega-filmmakers als Ken Loach en Martin Scorsese. Hierna verliet hij Syrië en woonde hij achtereenvolgens in Caïro, Berlijn en nu dus Amsterdam.

U volgt Ally Derks op, die IDFA oprichtte en maar liefst dertig jaar leidde. Is dat intimiderend?

Orwa Nyrabia: ‘Ergens wel natuurlijk. Maar mijn functie is inhoudelijk totaal anders dan die van Ally destijds. IDFA is nu een bloeiende organisatie, ik hoef het wiel niet opnieuw uit te vinden en kan leunen op een bedreven team. Dus ja, het is spannend, maar puur omdat ik me vereerd voel, niet omdat ik bang ben dat de boel in de soep zal lopen.’

U heeft in het verleden veel activistisch en humanitair werk gedaan. Dat zal er als festivaldirecteur niet meer van komen. Gaat u dat niet missen?

‘Politieke betrokkenheid zit in mijn aard, dus toen er in mijn land bruut geweld uitbrak, voelde ik me moreel verplicht om iets te doen. Maar ik beschouw mezelf niet per se als een activist. Als artistiek directeur van IDFA kan ik mijn politieke betrokkenheid misschien wel beter inzetten dan ooit. Ik heb deze functie niet aangenomen om zo veel mogelijk kaartjes te verkopen, mijn motivatie gaat wel iets verder.’

Wat gaan we daarvan merken in het programma? Meer politiek getinte films?

‘Dat hangt ervan af wat je als politiek definieert. Als je daarbij denkt aan het type film dat de verkiezingen van volgende maand wil beïnvloeden, dan is het antwoord: nee, daar ben ik geen liefhebber van. Een politieke film kan juist ook heel intiem en persoonlijk zijn.’

Denkt u dan ook aan de zogenoemde egodocs die dit jaar centraal staan in het focusprogramma ‘Me’?

‘Zeker. Al hou ik niet van die term: “ego-doc”. Buiten Nederland wordt die volgens mij niet gebruikt. Het woord “ego” roept associaties op met narcisme en navelstaren. Maar het gaat in dit programma om de eigenheid van de maker, om diens subjectieve blik.’

‘Juist in die subjectiviteit ligt voor mij een politieke lading. In de media wordt vaak gedaan alsof de zaken heel objectief worden gebracht, maar dat is natuurlijk onzin. Geef mij dan maar films van makers die benadrukken dat hun blik persoonlijk en gekleurd is. Dat zet je als kijker aan het denken over je eigen blik, die al net zo gekleurd is, en zo kan er een eerlijke dialoog ontstaan.’

U voert een aantal veranderingen in het festival door. Zo wordt het programma kleiner. Waarom?

‘Ik vond het aantal films dat de laatste jaren werd vertoond nogal overweldigend. Dat hoorden we ook terug in evaluaties: mensen zagen door de bomen het bos niet meer, of ze liepen screenings mis omdat films maar een paar keer draaiden. Dus we zijn iets strenger gaan selecteren: minder films, en die dan vaker vertonen.’

Strenger selecteren betekent ook: de artistieke lat hoger leggen. Lag die eerder soms te laag?

‘Dat zou ik niet willen zeggen. Maar misschien zijn er weleens films geselecteerd op basis van emotionele argumenten. Films met belangrijke thema’s, die in artistiek opzicht eigenlijk wat minder waren. Daar wil ik voor oppassen. Ook om wat ik al eerder zei: ik ben huiverig voor films met een al te activistisch karakter. Die kunnen heel urgent en belangrijk aanvoelen, terwijl ze in wezen heel weinig impact hebben.’

Een ander thema waar u meer aandacht voor wilt is diversiteit. Is seksisme in de documentairewereld net zo’n probleem als in Hollywood?

‘In vergelijking valt het erg mee, simpelweg omdat er in de documentairewereld veel minder geld omgaat. Hoe meer ergens te verdienen valt, hoe meer seksisme en andere narigheid je kunt verwachten. Maar dat neemt niet weg dat er veel meer documentaires door mannen worden gemaakt dan door vrouwen.’

En hoe kan IDFA dat veranderen?

‘We kunnen op z’n minst zo eerlijk mogelijk selecteren. Dat heeft weer alles te maken met die subjectieve blik waar ik het eerder over had. Een vrouw ziet misschien andere dingen in een film dan een man, en een element dat bijvoorbeeld voor een hetero geen probleem is, kan door een homo als heel beledigend worden ervaren. Daarom is het belangrijk om een divers selectiecomité te hebben.’

Dit thema ligt momenteel erg gevoelig, maar kan een al te voorzichtige houding ook niet omslaan in censuur?

‘Dat is zeker een punt om rekening mee te houden. Natuurlijk moet er altijd ruimte blijven voor controversiële films. Tegelijkertijd moet je niet vergeten waarom het thema zo gevoelig ligt: er zijn eeuwenlang hele groepen mensen stelselmatig onderdrukt. Reacties die misschien een overdreven indruk wekken, komen vaak voort uit pijn. Het heeft geen zin om met elkaar in discussie te gaan als we niet bereid zijn begrip voor elkaars gevoelens op te brengen. Dit raakt voor mij aan de kern van IDFA: het festival moet een veilige, democratische plek zijn waar mensen uit alle hoeken van de wereld samenkomen om films te delen, te bekijken en te bespreken. Een plek waar we samen verwonderd raken, waar we ontdekken hoe weinig we eigenlijk weten.’