Hoe gaan we in Nederland om met het slavernijverleden? Welk perspectief kiezen we als we het verleden beschrijven? ‘Beeldvorming is zo bepalend. Deze films over oorlog en geschiedenis vormen onze blik.’

Het afgelopen jaar was ik een favoriet mikpunt van haat op social media als gevolg van mijn anti-zwartepiet-activisme en mijn documentaire Zwart als roet. Ik ontving talloze bedreigingen, waaronder een handgeschreven poederbrief waarin mijn naderende dood werd aangekondigd. Geen anthrax, maar poedersuiker, bleek na onderzoek van de politie.

Toch ben ik – naïef wellicht – niet voorbereid op de woedende reacties nadat ik een protest tegen de Michiel de Ruyter-film bezoek. Met het Scheepvaartmuseum op de achtergrond houden activisten speeches over de actieve rol die De Ruyter had om de Hollandse slavernijhandel te beschermen. Hierover schrijf ik een klein stukje voor de vpro-Facebookpagina. Gelijk ontploft het. Reaguurders schelden me uit en velen vragen zich vertwijfeld af of de vpro niet kan stoppen met mij. Rap achter elkaar verschijnen er drie haatcolumns, een op de rechtse site Jalta en twee in De Telegraaf. Wat blijkt: onbedoeld draagt het protest tegen de film bij aan een golf van verontwaardigde publiciteit. Rob Hoogland schrijft in De Telegraaf: ‘Voor mij is het een heilige plicht om Michiel de Ruyter te bezoeken. Om de wereld te laten zien dat ik mijn middelvinger opsteek naar de gênant beoogklepte aandachtjunks, onder leiding van documentairemaakster Sunny Bergman.’ Filmbezoek als politiek statement. Vanuit het sentiment ‘willen ze dit – na Zwarte Piet en de negerzoen – nu ook al van ons afpakken?’ Michiel de Ruyter als symbool voor good old nationalisme. Ondertussen hebben meer dan een half miljoen mensen de film bezocht.

Nederlandse onschuld

Toch hoop ik dat het protest bijdraagt aan een nationaal debat over onze geschiedschrijving. Want hoe gaan we in Nederland in om met de ‘donkere bladzijden’, zoals het slavernijverleden? Welk perspectief kiezen we als we het verleden beschrijven? Vanuit de overheid is er vooral desinteresse voor het slavernijverleden; onlangs werd bekend dat er definitief geen subsidie meer is voor de Keti Koti herdenkingsbijeenkomst van de afschaffing van slavernij. De organisatie krijgt dit jaar voor het laatst de financiële steun van 50.000 euro. In vergelijking: Farmhouse Film & TV, de producent van de Michiel de Ruyter-film, ontving 1,8 miljoen euro aan overheidssubsidie.

Jennifer Tosch probeert een nieuw bewustzijn over het slavernij verleden te creëren door Black Heritage Tours te organiseren. Tosch: ‘De naïviteit die heerst omtrent de Nederlandse geschiedenis is gevaarlijk. Het zorgt voor animositeit jegens gekleurde mensen die negatieve stereotypen uit het verleden proberen aan te vechten zoals Zwarte Piet. De nalatenschap van geïnstitutionaliseerd racisme is nog steeds een groot probleem. ‘Waarom denk je dat mensen zo boos worden als je dit onderwerp probeert aan te kaarten?’ vraag ik. ‘Vanwege hetgeen dat professor Gloria Wekker de “Nederlandse onschuld” noemt. Nederlanders zien zichzelf als “liberaal” en “tolerant”. Wanneer ze geconfronteerd worden met dit onontgonnen aspect van de Nederlandse geschiedenis en cultuur, treedt er een soort cognitieve dissonantie op; sterke mentale stress als gevolg van tegenstrijdige opvattingen. Daarom proberen velen de onderdrukte groep te beschuldigen en te beschamen om de “natuurlijke orde der dingen” te herstellen.’ 

'Mensen zeggen: “Jij kunt er niet objectief over praten. Want je bent een allochtoon, dus je kiest partij.” Maar waarom zou whiteness garant staan voor objectiviteit?’  

Zihni Özdil

Nieuw perspectief

Tijdens mijn research ontdek ik dat veel historici en activisten het woord ‘slaaf’ niet gebruiken. Ze zeggen ‘tot slaaf gemaakte Afrikanen’. Mensen waren namelijk niet in essentie een slaaf maar tot slaaf gemaakt. In het Engels kan je zeggen: enslaved. Dus in plaats van African slaves, zeg je enslaved Africans. Door andere woorden te gebruiken, kies je een nieuw perspectief. History is written by the victors – het beroemde citaat van Winston Churchill. Welke lessen zouden we trekken uit de geschiedenis als die geschreven was vanuit het perspectief van de onderdrukten?

Een van de meest uitgesproken stemmen hierover is historicus en NRC-columnist Zihni Özdil. ‘Er wordt altijd gezegd: niet met de bril van vandaag naar het verleden kijken!’ zegt hij. ‘Maar welke bril hadden de tot slaaf gemaakten? Die bril zouden we ook kunnen opzetten. Ik ben geschiedenis gaan studeren doordat ik een boek las van de Amerikaanse historicus Howard Zinn. Zijn boek begint met de zin: “In 1492 werd Columbus ontdekt door de Arawak.” Zinn schreef geschieden vanuit het perspectief van de indianen, de zwarten, de vrouwen en de arbeiders. Fantastisch. Zijn werk is nu standaard op Amerikaanse universiteiten. Beide perspectieven, die van de onderdrukker en die van de onderdrukte groep, zouden naast elkaar moeten kunnen bestaan. Maar als je dat voorstelt, ben je gelijk radicaal. Kijk hoe agressief er gereageerd wordt op het protest tegen de Michiel de Ruyter-film.’ ‘Het is wellicht niet sympathiek om tegen een film te gaan protesteren,’ opper ik. ‘Een fictief werk. Dat neigt naar censuur.’ Özdil: ‘Daar ben ik het niet mee eens. Beeldvorming is zo bepalend. Het Pentagon sponsort films over oorlog. Deze films over oorlog en over geschiedenis vormen onze blik.’

brandmerk

Als het protest tegen de film ter sprake komt op het Journaal, zegt de nos, die een neutrale verslaggeving voorstaat: ‘Er zijn ook protesten. Michiel de Ruyter zou beschermer van de slavenhandel zijn geweest, maar daar is geen bewijs van en bovendien: daar gaat de film niet over.’ Ook op Radio 1 wordt het protest sarcastisch afgedaan als gezeur. Terwijl in academische kringen door historici driftig gedebatteerd wordt over de betrokkenheid van De Ruyter bij de West-Indische Compagnie (wic) en de slavenhandel, wordt er in de mainstream media gedaan alsof het een uitgemaakte zaak is. Wie bepaalt welke interpretatie van de geschiedenis de juiste is? Jarenlang was Nederlands meest gerespecteerde slavernij-expert hoogleraar Piet Emmer. Özdil zegt: ‘Emmer beargumenteert oprecht dat tot slaaf gemaakten een brandmerk van hun eigenaar als symbool van geluk en trots zagen. Ik geloof in feiten. Dus het is een feit dat Afrikanen gebrandmerkt werden. Maar wanneer Emmer claimt dat ze dat als positief ervoeren, dan is hij dat feit aan het framen.’

De keuze voor welke historicus men als bron opvoert, is dus niet neutraal. Özdil en Emmer staan lijnrecht tegen over elkaar in het debat. Daarbij speelt ook mee dat men doorgaans veronderstelt dat alleen witte mensen neutraal zouden kunnen zijn. Özdil: ‘Het is zo vaak voorgekomen dat mensen zeggen: “Jij kunt er niet objectief over praten. Want je bent een allochtoon, dus je kiest partij.” Maar waarom zou whiteness garant staan voor objectiviteit?’ 

Koopmansglorie

We bezoeken samen het Museum Van Loon – een opulent historisch grachtenpand in Amsterdam. Volgens Özdil is het huis gebouwd met fout geld: ‘De Van Loons zaten in de voc, in de wapenhandel, in de wic. Ze zijn stinkend rijk geworden in de koloniën.’ Tonko Grever, directeur van het museum, ontkent niet dat de familie Van Loon rijk is geworden op discutabele wijze. ‘Maar we zijn geen educatief museum. Onze kerntaak is het huis in zijn natuurlijke context te laten zien. Het is een stukje koopmansglorie. Je kunt het huis niet als fout bestempelen – het huis zelf kan er niks aan doen! Natuurlijk was het koloniale verleden niet alleen maar tempoe doeloe. Maar een waarschuwingsbord op de gevel dat dit huis is gebouwd met bloedgeld- dat gaat niet gebeuren. We gaan de familie Van Loon niet aan de schandpaal nagelen.’

Özdil werpt ertegen in: ‘Maar het gaat om geïnstitutionaliseerde herinneringen.’ Hij bladert door een museumboekje met achtergrondinformatie over het huis en de familie Van Loon. ‘Ook in dit boekje zeggen jullie er niks over.’ Grever geeft toe dat de tekst inderdaad incompleet is. ‘Ja misschien is het nu het juiste moment om deze tekst te veranderen.’ 

Rijksmuseum

Ook in het Rijksmuseum in Amsterdam is er weinig aandacht voor het slavernijverleden. In de zaal ‘Nederland Overzee’ staat op het uitlegbord: ‘Zij [Nederlandse kooplieden] voeren naar West-Afrika om er ivoor en goud te halen, naar de Cariben voor zout en naar Brazilië voor suiker.’ De slavenhandel wordt letterlijk niet vermeld. Ik loop door het museum met Gideon Everduim, bekend als rapper Gikkels en actief op het gebied van racismebestrijding. Everduim: ‘Voor mij is de Gouden Eeuw één grote roverij. Hier wordt het op zo’n heldhaftige manier gebracht. Alsof de VOC en de WIC de zeeën aan het beschermen waren. Maar van wie is de zee? Alsof ze specerijen haalden zonder bloedvergieten. Zolang de geschiedenis nog steeds vervalst wordt, is dat een knelpunt voor iedereen. Ook voor autochtone Nederlanders. Onbewust blijven die in een superioriteitswaan hangen.’

Op een andere verdieping hangen diorama’s van plantages en van het straatleven in Paramaribo ten tijde van de slavernij. Everduim is not impressed. ‘Het wordt rooskleurig gebracht. Zo van: iedereen was lekker aan het chillen. Beetje mango’s aan het eten. Maar het barbaarse van het systeem komt niet naar voren.’ Hij wijst naar een donkere man in een van de diorama’s die tegen een paal aan hangt. ‘Dat is weer een verbeelding van het stereotype van de luie Afrikaan. Maar de echte luilak was natuurlijk de witte opzichter!’
In een glazen vitrine wordt een erepenning tentoongesteld die een ‘slaaf George’ ontving voor het verraden van ontsnapte Afrikanen. De tekst erbij luidt: ‘De plantageslaaf George voorzag het koloniale bewind van belangrijke informatie zodat de opstandelingen konden worden vervolgd.’

‘Slaaf George, dat was nou typisch een Redi Moesoe,’ legt Everduim uit. ‘Een verrader. Onze helden zijn Tula, Boni, Baron en Joli Coeur. Ze leefden in de bossen van Suriname. Vrijheidsstrijders, maroons die vochten tegen de onderdrukker. Tegen de barbaren, de Nederlandse kolonisator.’ 

'Die eurocentrische taal moet inderdaad op de schop. We zijn nu bezig om bijvoorbeeld het woord ‘neger’ in alle tekstbeschrijvingen weg te halen.'  

wim pijbes (rijksmuseum)

exotisch

Daarna spreek ik met Wim Pijbes, directeur van het Rijksmuseum. Het feit dat er weinig over het slavernijverleden in het Rijksmuseum te zien is, komt volgens hem vooral doordat er heel weinig objecten, foto’s of anderszins uit die periode bestaan. En hij is het eigenlijk wel met me eens dat de teksten bij veel objecten en schilderijen in het museum veranderd moeten worden. Bij het schilderij Het toilet van Bathseba staat in de tekst: ‘Doordat een van Bathseba’s diensters een zwarte vrouw is, krijgt dit schilderij een licht exotisch tintje.’

‘Als ik een zwarte vrouw zou zijn en deze tekst zou lezen, zou ik dat ook vreemd vinden,’ zegt Pijbes opgeruimd. ‘Wat voor de een exotisch is, is voor de andere dagelijkse kost. Die eurocentrische taal moet inderdaad op de schop. We zijn nu bezig om bijvoorbeeld het woord ‘neger’ in alle tekstbeschrijvingen weg te halen. Trouwens, Sunny dat is nieuws! Dat is nog niet bekend!’ Pijbes rent enthousiast naar zijn computer en zoekt in zijn database. ‘Ik heb laatst “neger” gezegd in een Radio 1-interview,’ vertelt hij terwijl hij in hoog tempo verschillende voorbeelden laat zien van teksten die veranderd moeten worden. ‘Daar kreeg ik veel kritiek op. Ik begrijp ook wel dat ik als gezicht van het Rijksmuseum een voorbeeldfunctie heb. Deze tijd vraagt natuurlijk wel om herevaluatie.’

Daarna ontstaat een discussie over de begeleidende tekst van een gedenkteken van een gouverneur-generaal van Suriname waar staat: ‘Hij bezat dertien plantages.’ ‘Waarom schrijven jullie niet: “Hij was slaveneigenaar?”’ vraag ik. ‘Dat vind ik over the top,’ zegt Pijbes. ‘Misschien was hij wel een devoot christen. Of had hij vijf kinderen. Dat zetten we er ook niet bij.’ ‘Ja maar slaveneigenaar zijn was wel een cruciaal onderdeel van zijn identiteit,’ werp ik ertegen in. ‘Zeker voor degenen die door hem gevangen gehouden werden.’ ‘Nou, hij had plantages. En slaven hoorde toen simpelweg bij de plantages. Dus ik zie dat niet per se als zijn kernidentiteit,’ antwoordt Pijbes.

zwaar racistisch

Het hoorde er gewoon bij, we kunnen het de Nederlanders van toen niet kwalijk nemen – dit is een gangbare visie. Op de website van de Nationale Bibliotheek lees ik: ‘Het zware werk en de slechte hygiëne eisten hun tol, zodat veel slaven een slechte gezondheid hadden en overleden. Daardoor bleef het nodig nieuwe slaven aan te voeren. Naarmate er meer slaven in de kolonie kwamen, werd het lastiger hen onder de duim te houden en te bewaken.’ Door bewoording als ‘nodig’ en ‘lastiger’ wordt in deze tekst volmondig het perspectief van de witte slaveneigenaar gekozen.

Ik vraag mijn jongste zoon (10) wat hij heeft geleerd over het slavernijverleden op school. ‘Ik vond het maar raar,’ antwoordt hij. ‘Ze zeiden in mijn geschiedenisboek: “Ze haalden slaven en goud uit Afrika.”’ ‘Wat is daar raar aan?’ vraag ik. ‘Nou, ze doen net alsof Afrikanen handelswaar zijn. En we leerden ook dat er slaven waren in Suriname die in opstand kwamen. Zo van: “Die maroons veroorzaakten onrust door branden te stichten.” Daardoor leek het net alsof die slaven fout waren om zich te verzetten!’

De opmerkingen van mijn zoon komen overeen met de conclusies van een onderzoek van de Engelse socioloog Melissa F. Weiner. Zij keek naar de manier waarop in huidige Nederlandse schoolboeken over de trans-Atlantische slavenhandel geschreven wordt. Haar conclusies zijn dat Afrikanen in de schoolboeken stelselmatig gedehumaniseerd worden doordat slavernij als handel wordt gepresenteerd, in plaats van als misdaad tegen de menselijkheid. In de schoolboeken wordt veelvuldig geopperd dat slavernij een ‘oplossing is’, omdat ‘Afrikaanse slaven beter geschikt waren voor het zware werk in de tropen’. De weggelopen maroons worden beschreven als ‘fysiek gevaarlijk’ en als ‘onruststokers’. In geen enkel boek worden de namen van de vrijheidsstrijders genoemd. Er wordt geen verband gelegd tussen de rijkdom van de Gouden Eeuw enerzijds en de gedwongen arbeid van de gekidnapte Afrikanen anderzijds. Nergens wordt het raciale gedachtegoed in relatie tot slavernij beschreven. 

Bovendien, zo blijkt uit het onderzoek van Weiner, wordt de trans-Atlantische slavernij voortdurend gerechtvaardigd door te benadrukken dat slavernij ook in Afrika voorkwam. Volgens Zihni Özdil is dit een veel voorkomend argument: ‘Mijn studenten zeggen dat ook voortdurend! “Ja, maar de slaven werden toch verkocht door lokale stammen?” Alsof dat de Europeanen vrijpleitte! Bovendien: de trans-Atlantische slavernij was uniek omdat het industrieel was in schaal. De lokale Afrikaanse slavernij was van een totaal andere orde. Dat waren krijgsgevangen of horigen en ze hadden nog rechten. En het belangrijkste verschil is dat de trans-Atlantische slavenhandel gerechtvaardigd werd met een zwaar racistisch gedachtegoed.’

De Europeanen rechtvaardigden slavernij met behulp van ‘rassenwetenschap’ en bijbelteksten waaruit zou blijken dat Afrikanen eigenlijk dichter bij het apenras dan bij het mensenras zouden staan. Deze racistische stereotypes blijken nog steeds aanwezig, weliswaar op subtielere, maar desalniettemin fnuikende wijze. Media-onderzoeker Jacco van Sterkenburg toont aan dat sportcommentatoren consequent atleten van Afrikaanse afkomst beschrijven in fysieke termen terwijl witte atleten beschreven worden met labels als ‘doorzettingsvermogen’ en ‘strategisch inzicht’. Sterkenburg haalt krantenkoppen aan waar een Afrikaanse voetballer ‘reuzenkind’ wordt genoemd (Volkskrant) en een waar de Ivoriaanse voetballer Bony ‘oermens’ wordt genoemd (AD).

Innuendo’s

Tijdens het protest tegen de Michiel de Ruyter-film staat een groepje mariniers aan de overkant van de weg. Een van hen zegt: ‘Natuurlijk was het harstikke erg wat er gebeurd is. Maar eigenlijk moeten ze toch juist blij zijn dat hun voorouders meegenomen zijn? Anders woonden ze nog steeds in de rimboe!’  Een andere marinier vult aan: ‘Wij zijn hier om te kijken hoe treurig die mensen kunnen zijn! Een beetje zoals je naar de dierentuin gaat.’ ‘Aapjes kijken?’ vraagt een verslaggever. ‘Nou, dat hoor je mij niet zeggen,’ zegt de marinier met een smalende lach. ‘Anders had ik wel bananen meegenomen.’ Dit soort neerbuigende toon en racistische innuendo’s worden hopelijk verleden tijd als we onze geschiedenis opnieuw leren kennen.