In dertien parken verrees deze zomer een buurtcamping. Die is voor iedereen betaalbaar en versterkt de sociale cohesie in stadswijken. De VPRO Gids reserveerde een plekje op Buurtcamping Sloterpark in Amsterdam Nieuw-West.

Voor ik naar de camping vertrek, check ik op de routeplanner de verwachte reistijd. Met de auto gaat de reis twee minuten duren, wandelend zeven en op de fiets drie. Het openbaar vervoer blijkt geen optie. Ik neem de fiets, doe onderweg rustig aan, want het is tenslotte vakantie. Na ruim vier minuten kom ik aan bij de receptie van Buurtcamping Sloterpark in Amsterdam Nieuw-West. De zon schijnt, het pop-upkampeerterrein ligt er prachtig bij en de reservering is doorgekomen. Met een all-inclusivepolsbandje, tentlabel, wc-rol en linnen goodiebag met huisregels zoek ik een plekje.

De buurtcamping is een relatief nieuw fenomeen. De eerste editie vond plaats in 2013 en elk jaar komen er campings bij. Dit jaar zijn er dertien in heel Nederland, waarvan vijf in Amsterdamse parken. Met 150 gasten is Buurtcamping Sloterpark volgeboekt. De camping is voor iedereen en dat is geen loze kreet, want wie geen geld heeft, kan op vertoon van zijn stadspas bijna gratis kamperen. En als je geen tent of slaapzak hebt, wordt dat ook geregeld. Overige gasten betalen vijftien euro per plek en per persoon. Kinderen kamperen gratis. Dat kan allemaal dankzij onvermoeibare vrijwilligers, subsidie en sponsoren. Het animatieprogramma voor jong én oud is te groot voor een blokkenschema. Daar lever ik zelf ook een kleine bijdrage aan met verhalen bij het kampvuur.

Max Verstappen

Het idee achter de buurtcamping is simpel: met een wc-rol onder de arm is iedereen gelijk. Dat brengt buurtbewoners makkelijk met elkaar in gesprek en versterkt de buurtcohesie. Verbinding dus, en dat is precies wat ontbreekt aan mijn Eiger 3, omdat een tentstok gebroken is.
‘Kan ik je helpen?’ Het is Toos, een van vrijwilligers. Met haar man, Ben, staat ze al vanaf tien uur ’s ochtends op de camping. Op plaats 1. Iedereen kent het oudere paar. Vanwege hun hartelijkheid en omdat Ben in zijn scootmobiel als Max Verstappen over de camping rijdt. Daar verplaatst de accordeonliefhebber zich mee sinds een beroerte zijn leven drie jaar geleden totaal op zijn kop zette. Nog altijd is een deel van zijn lichaam verlamd, maar het gaat steeds beter.

Ik bedank Toos, want het wordt niets met mijn kapotte tent. ‘Dan ga ik even zitten,’ zegt ze, ‘ik heb er nu al zeven helpen opzetten.’ Omdat veel gasten nog nooit gekampeerd hebben, zal haar pauze niet lang duren.
Binnen een kwartier heb ik thuis een vervangend eensecondepop-uptentje opgehaald, uitgegooid en vastgezet. Over hoe die ooit weer ingepakt moet worden, denk ik liever niet na. Dat geldt ook voor het zachte sissen van mijn luchtbed. 
Het veld stroomt vol tentjes met ouders en kinderen van allerlei afkomst. Onder meer Syrisch, Marokkaans, Portugees, Bosnisch, Nederlands en Surinaams. Solokampeerders zoals ik zijn er bijna niet.
Hoewel er in Nieuw-West een grote Turkse gemeenschap is – Denk haalde bij de laatste verkiezingen de meeste stemmen – is die hier slecht vertegenwoordigd. Kamperen lijkt geen Turkse hobby. Volgens vrijwilligster Dilek, die ook onder Turkse middenstand allerlei sponsoren heeft geworven, is er een andere reden. ‘We hebben geflyerd, posters opgehangen, het staat in de Westerpost en op sociale media, maar ze lezen het niet. We kunnen ze moeilijk thuis ophalen.’

(artikel loopt door na de afbeelding)

Laptop

Nu de tent staat, is het tijd om alles los te laten. ‘Je gaat genieten. Ik weet dat je dit niet wilt, maar hier moet je. Zonder laptop! En ik ga papa niet bellen om je op te halen.’ Ik schrik. Gelukkig zijn de woorden niet voor mij bedoeld, maar voor een zoon die mokt over een diep, game-loos zwart gat waarin hij dit weekend vreest te vallen. Een zak Dorito’s brengt rust.

Een brede man komt enigszins paniekerig op me afgerend. Dat betekent meestal goed nieuws voor verslaggevers. ‘Mijnheer, mijnheer, mag ik even met uw toestel bellen? Ik ben het mijne bij de kabelbaan verloren en ben bang dat-ie in het water ligt. Als ik nu mijn broer bel, kan hij mij bellen, zodat ik hem misschien ergens hoor afgaan.’ Ik opper om met mijn toestel het zijne te bellen. Handiger, maar dat kan niet omdat hij zijn eigen nummer niet weet.
Hij belt zijn broer, legt de situatie uit en na een minuut belt de broer mij terug met goed nieuws. Het verloren toestel gaat nog over en ligt dus niet in het water. Na vijf minuten is de telefoon weer boven water.

De Drijfsijs

‘Attentie, attentie!’ klinkt door een megafoon. Tijd voor de officiële opening van de camping door de wethouder. Die belooft in 2018 mee te kamperen en scheurt vervolgens een lint van wc-papier door.
Inmiddels heb ik best zin in een koud biertje maar alcohol hoort, logisch, niet bij all-inclusive en wordt niet verkocht. Het is niet verboden, een ‘verstandige’ hoeveelheid is toegestaan. Voor de zelf meegenomen rode wijn is het te vroeg. Gelukkig komt Ben langs om te informeren hoe het gaat. Ik vertel waar ik zin in heb. ‘Ga ik voor je regelen,’ zegt Ben, en hij scheurt weg. Bij de ingang van De Drijfsijs, het milieu- en educatiecentrum dat als kloppend hart van de camping fungeert, zie ik mijn koerier weer. Met een biertje. ‘Alsjeblieft! Oh, je hebt geen opener.’ In één beweging opent Ben het flesje aan de rand van de deurpost. Het bier spuit alle kanten op en zijn paarse vrijwilligersshirt zit er helemaal onder. ‘Pak aan.’ We lachen.

Dat doen Cynthia en Carmen ook. Zij zitten aan een picknicktafel en het lijkt alsof ze ronde deegvormen voor koekjes maken. Het blijken schijven van klei. Bierviltjes? Sjoelstenen? Ze weten het niet. Dat weet alleen Wouter, zeggen ze. De vrouwen bespreken de slechte service van het aanvullende lokale openbaar vervoer en de steeds wisselende tarieven. ‘Van de metrohalte naar het OLVG in West is de ene keer 1,10 en dan weer 1,30 euro.’ Carmens zoon vraagt of mijn foto’s voor instakilo zijn. Instakilo? Na zes seconden valt het kwartje en ik antwoord minder gevat: ‘Voor instapond.’ Vindt hij leuk.

Cynthia en Carmen

Schilspier

Wouter is de onvermoeibare gastheer van natuurcentrum De Drijfsijs. Hij vertelt dat de met zorg gemaakte schijven bedoeld zijn om zo vaak mogelijk over het water te laten stuiteren. Een onderdeel van de
indianenzeskamp op dag twee. ‘Ze gooien al je werk in het water,’ zeg ik tegen Cynthia. Die vindt het geen punt. ‘Dat is het drama van het leven,’ zegt Wouter, ‘je spant je in en beleeft wat. Terug naar de natuur.’ Zit wat in. Ondanks horloge en smartphone vergeet ik na twee uur camping al de tijd. Niet zo mooi, want daardoor kom ik te laat op mijn afspraak bij masseuse Ria. Snel vouw ik mij in haar massagestoel en raak ik een paar honderd meter van huis helemaal van de wereld. Ria geeft gratis massages op de camping en actief werft ze weifelende gasten. Haar lijstje staat vol. ‘Iedereen verdient een massage,’ zegt ze, ‘niet alleen rijke mensen.’ Ze voelt dat ik veel met een computer werk en vertelt over een kok die een enorme spier heeft ontwikkeld door aardappels schillen met een dunschiller. Zo’n spier wil ik ook. Na een kwartier ben ik als nieuw en door het verhaal over de schilspier heb ik inmiddels ook wel trek. Ik haal bij mijn tent bordje en bestek op. Daar bouwt nieuwe buurvrouw Marjan een tent op. Ze is net terug van een week Dwingeloo, waar ze als begeleider heeft geholpen bij een vakantie voor mensen met een geestelijke beperking. ‘Ik heb een paar uurtjes gerust thuis.’ Er vliegt een drone over. Iemand zegt dat die heel duur zijn. Ik zeg dat ze voor zes tientjes bij Blokker liggen. De dochter van Marjan zegt dat ze voor dertig euro de kringloopwinkel waar zij werkt uitvliegen. Een buurman vraagt of ze de winkel ook invliegen.

Ik drapeer wat deeg rond mijn stok, houd die boven het vuur en voel mij weer zes. Toen deed ik dit voor het eerst en voor het laatst en heel lang meende ik dat stokbrood altijd om een stok zat.

Hugo Hoes

Haram en halal

In hun rode Dirk van den Broektenue vallen Wessel en Thom nogal op. Zij komen helpen bij de door de supermarktketen royaal verzorgde barbecue. Er zijn vijf grote, gloednieuwe barbecues waarop alle gasten zelf hun maaltijd kunnen bereiden. Twee ervan zijn gereserveerd voor halal en vega, maar de bijbehorende bordjes zijn omgevallen. Het gevolg is dat haram en halal even door elkaar lopen. Er wordt geschreeuwd, maar omdat er van opzet geen sprake is, keert de rust snel terug. Thom begrijpt niet dat sommige ouders hun kleine kinderen zelf laten barbecueën ‘Straks branden ze zich.’ De Sire-campagne ‘laat jij jouw jongen genoeg jongen zijn?’ is hier niet nodig.

Het avondprogramma begint met een salsales van Rob. Daarna gaat het kampvuur aan en lees ik voor uit eigen werk. Omdat ik precies in de rook zit, ben ik beter te horen dan te zien. Dat is maar even, want na vijf minuten valt de microfoon uit en is er ook geen geluid meer. Ergens op de camping heeft iemand de stekker losgetrokken om zijn telefoon te kunnen opladen. Na mij komt Mizza – ‘pizza, maar dan met een m’ – nummers van André Hazes vertolken. Een Syrisch paar vraagt na anderhalf uur Nederlandse verhalen en liedjes of er ook iets is in het Engels. Dat is er, kort, want het wordt bedtijd. Die wordt door volwassen gasten nog even uitgesteld, omdat om middernacht opeens gasten langskomen met versgebakken kippetjes en andere hapjes. Ze vragen keurig of ze die mogen uitdelen. De lekkernijen zijn over, want er stond een uitgevoerde cateringopdracht verkeerd op de kalender. Mooi.

Na een lange nacht en een korte slaap is het luchtbed leeg en ik ook. Was Ria er maar. Ik besluit mijn verblijf een dag in te korten. Vanwege oververmoeidheid en omdat ik op mijn weerapp al een bui zie hangen.

(artikel loopt door na de afbeelding)

familiedouche

Met een vrijwilligster wandel ik naar het nabijgelegen zwembad om te douchen. Dat kan daar op vertoon van onze polsbandjes. Vreemd genoeg zie ik geen andere campinggasten die kant op gaan. Blijkbaar douchen zij tussendoor thuis of niet. De vriendelijke badjuffrouw vraagt hoeveel weken we op de camping blijven. Er zijn geen cabines, alleen een familiedouche. Ongemak heeft ook zijn charme. Bij terugkomst is het ontbijt, met verse broodjes van buurtsuper Jumbo, al lang begonnen, want de gekookte eieren zijn op.
Het dagprogramma zit propvol. Er is keus tussen yoga, kungfu, varen en nog veel meer. Een halfuurtje vervelen moet strak worden ingepland.

Ik laat het thai dye (zakdoeken verven), figuurzagen en indianentooien maken voor wat het en kies voor stokbrood bakken. Ook omdat het voorbereidend werk, deeg maken en stokken punten, al door kinderen is gedaan. Ik drapeer wat deeg rond mijn stok, houd die boven het vuur en voel mij weer zes. Toen deed ik dit voor het eerst en voor het laatst en heel lang meende ik dat stokbrood altijd om een stok zat. Tot ik vele jaren later een echt stokbrood zag.

(artikel loopt door na de afbeelding)

Er is een hecht clubje Marokkaanse vrouwen. Als ik mijn verbazing over hun kampeerskills uitspreek, zegt een van hen dat het in Marokko heel gewoon is om te kamperen. Zelf heeft ze in Slagharen gekampeerd. ‘Dat telt niet, want dan staat er een luxe tent klaar,’ zeg ik. ‘Met een lekker bed,’ antwoordt ze.

Na de lunch is het tijd voor de zeskamp met onder meer boogschieten en spaghetti bouwen. Kinderboekenschrijver Willem krijgt alle jongens stil met zijn stoere voetbalverhalen. Nog stoerder is over water lopen bij Wouter. Die staat tussen de drab in de sloot en leidt kinderen over een dunne band naar de overkant. ‘Buitenbeen, binnenbeen. Vergeet niet om je heen te kijken.’ De koordlopertjes glimmen van trots. In de keuken zie ik Carmen met andere vrouwen al druk in de weer voor het avondeten. Indonesische nasi rames staat op het menu. Daar zijn veel handen voor nodig, maar ik stel het kweken van schilspieren nog even uit. Druppels! Tijd om in te pakken. Makkelijker gezegd dan gedaan met een uitwerptentje. Behalve op de buurtcamping. Daar zie ik buren die elkaar niet kennen mijn Quechua aanvallen, opvouwen, klemmen en keurig in het krappe hoesje proppen. Verbinding geslaagd.