De Rotterdamse jongen had zo’n afkeer van Ajax en Amsterdam, dat hij deze woorden niet kon uitspreken, hij kon alleen maar nul-twintig zeggen. Hij ging in zijn haat zelfs zo ver dat hij het nabije Schiphol meed als hij naar zijn Spaanse vakantiebestemming ging, hij vertrok van een Duits of Belgisch vliegveld. Ik weet niet meer wanneer ik de jongen op de televisie zag, of het tien of twintig jaar geleden was, maar ik herinner me dat de beroemde woorden van ¬Rinus Michels, voetbal is oorlog, een ongekende concreetheid kregen. Soms kun je niet geloven wat je hoort, en rest alleen de slappe lach.

De Rotterdamse jongen had zo’n afkeer van Ajax en Amsterdam, dat hij deze woorden niet kon uitspreken, hij kon alleen maar nul-twintig zeggen. Hij ging in zijn haat zelfs zo ver dat hij het nabije Schiphol meed als hij naar zijn Spaanse vakantiebestemming ging, hij vertrok van een Duits of Belgisch vliegveld. Ik weet niet meer wanneer ik de jongen op de televisie zag, of het tien of twintig jaar geleden was, maar ik herinner me dat de beroemde woorden van ­Rinus Michels, voetbal is oorlog, een ongekende concreetheid kregen. Soms kun je niet geloven wat je hoort, en rest alleen de slappe lach.

Mijn voetballoopbaan begon op het Zandland, een strook opgespoten zand tussen de Amstel en het Olympisch Stadion in (ik durf het bijna niet te zeggen) Amsterdam. De oorlog was net afgelopen, de sportieve jongens uit de zesde klas van de lagere school richtten een voetbalclub op, DVO (Door Vrienden Opgericht). Ik mocht ook mee ploeteren door het zand, ik had geen idee dat deze sport een kathedraal zou worden, een nieuwe godsdienst, ik leefde nog in verwarring en duisternis.