Jan Terlouw praat in een televisieprogramma over de razernij van het kalifaat. Hij zegt dat het onwrikbare gelijk de bron van dit kwaad is. De vrijheid van geloof stelt hij niet ter discussie, het lijkt hem echter een goed idee dat iedere prediker zijn verhaal aan de gelovigen begint met de vaststelling dat hij weliswaar de waarheid gaat verkondigen, maar dat het mogelijk is dat deze waarheid niet de waarheid is. De twijfel moet een vaste plaats in de prediking hebben. Ik ben het met hem eens, ik vind het een mooi en naïef idee.
 
Ik kende een jongen die in een ijzerhard protestants milieu opgroeide. De dominee geselde hem iedere zondag twee keer met ziekmakende verhalen over een wraakzuchtige god. Letterlijk, de jongen werd ziek van het uitzicht op zondag. Zijn ouders begrepen het niet, ze dachten dat hij simuleerde. Na jaren innerlijke strijd verliet hij als vijftienjarige het geloof. Hij had zich voorbereid op een zwaar gevecht met zijn ouders, maar tot zijn verbijstering reageerden zij schouderophalend: niet meer naar de kerk? Ook goed. Dat was het dus, woorden, woorden, woorden, niets dan woorden. Hij was voor niets ziek geweest.