Een Japanse vrouw laat een snaar trillen, ze heeft bedacht hoe je je rotzooi moet opruimen, ze heeft een poëzie van het opruimen geschreven, twee miljoen exemplaren verkocht, veel meer dan de doorsnee poëziebundel.

De basisformule is raadselachtig in haar eenvoud: als de liefde voor je leren jasje uit 1971 bekoeld is, moet je het wegdoen. Evenals het speelgoed uit 1941, de Solex uit 1960 en je Citroën 2cv uit 1971. Waar heb ik de Japanse dichteres gezien? Op de tv natuurlijk, ik zie alles en iedereen op de tv, waar moet ik de mensen anders zien? Ik woon in een dunbevolkte streek achter de IJssel, Japanse vrouwen zie ik er nooit. Dat vind ik trouwens wel jammer, want deze vrouw ruimt niet alleen op, ze geeft ook raad. Ze zegt bijvoorbeeld dat sokken het zwaar hebben in hun leven, en dat je ze dus niet tot een bolletje moet oprollen en achteloos in een lade moet wegstoppen. Je moet ze zorgvuldig opvouwen en met aandacht en respect behandelen. De Nederlandse opruimcoach (gediplomeerd) die ook in het programma zit, zegt dat ze deze opvatting over sokken maf vindt. Deze vrouw wil ik niet ontmoeten, maar ik verlang er wel naar dat de Japanse dichteres een keer de IJssel oversteekt om met mij in een uiterwaard een klein, ultramontaans gesprek te voeren.