Helden op de televisie – een man die zonder aarzeling, zonder nadenken, impulsief dus, in de vliet springt en met opgewonden armgebaren naar de hoog op het water drijvende auto zwemt om een beknelde vrouw te redden.

Een andere held zwemt achter hem aan met een bijl om het raam in te slaan, een derde volgt voor de algemene ondersteuning. Later vertelt de redder voor de camera dat ze de vrouw niet los konden krijgen, na de bijlslagen stroomde het water naar binnen, de auto zonk snel. Ze deden een laatste, samengebalde poging, de vrouw schoot los, ze bleef gespaard voor het
leven. De zwemmers hebben het geflikt, ze hebben leven en dood van elkaar gescheiden. Ze ontvangen een medaille van het Carnegie Heldenfonds.

Het is moeilijk cijfers te geven aan redders. Ik heb ooit een man gesproken die iemand gered had uit zijn auto die stilstond op een spoorwegovergang. De motor was afgeslagen, de slagbomen hadden zich gesloten, er hing een onwaarschijnlijke rust in het voorportaal van de catastrofe. De redder in wording hield het op zelfmoord, het wachten op de laatste klap. Maar ineens zag hij een beweging in het hoofd van de chauffeur die hem van mening deed veranderen. Hij dook onder de slagboom door, rukte de deur open en sleurde de apathische man naar buiten. Toen de trein de auto verbrijzelde, waren beide mannen buiten gevaar. Het was geen bericht van krant of televisie, ik kon vragen stellen, de redder vertelde het mij zelf. Ik vroeg wat er in zijn hoofd gebeurde toe hij overschakelde van ‘nee, geen zelfmoord: iets anders.’ Dat kon hij niet zeggen, maar de man had hem verteld dat hij verlamd was toen de auto was stilgevallen en hij hem niet meer kon starten. Letterlijk verlamd, hij kon zijn armen niet meer optillen en zijn benen niet meer bewegen. En de redder had dat opgesnoven als een prehistorisch dier. Hoewel ik van kale, rationele makelij ben, vond ik het een mooie verklaring. Ik gaf hem een hoog cijfer, maar vergat het door te geven aan het Carnegie Heldenfonds.