Ik stond bij de bakker om een brood te kopen, het was vroeg in de ochtend.

Ik stond achter een vrouw met schokkende schouders, ze huilde. Als ik naar het nieuws had geluisterd, had ik haar begrepen. De bakker kwam tevoorschijn met een brood. Hij vroeg de vrouw waarom ze huilde, ze antwoordde dat ze bang was voor Donald Trump.
Ik voelde verbazing in mijn hoofd en in mijn maag. Ik was om twaalf uur naar bed gegaan, ik dacht dat het een gelopen race was, de laatste maanden had ik over niets anders horen praten, de deskundigen waren zeker van de overwinning van Hillary Clinton, ik hoorde percentages van 93 procent.
Om zeven uur ging de wekker, ik waste me in stilte en fietste naar de bakker. Ik hoorde hem praten met de huilende vrouw, ik begreep dat ik midden in het wereldnieuws zat, Trump had gewonnen, hij werd de nieuwe president. De vrouw zei dat hij een racist was, een vrouwenhater, een cynicus, een ploert – dat was toch wel iets om te huilen. Dat laatste zei ze tegen mij, ze had zich omgedraaid, ze probeerde me in te delen. Ik zei dat ik de laatste tijd vaak moest denken aan Amerikanen die in vervallen huisjes woonden in een somber bos- en berggebied. Ze woonden er al generaties, ze hadden goede tijden meegemaakt, er was ijzererts gevonden, er waren staalfabrieken gebouwd, de dorpen waren kleine, welvarende stadjes geworden.
Zonder dat de inwoners het meteen merkten, werd er ook op andere plekken in de wereld ijzer gevonden, dat door nieuwe arme mensen uit de grond werd gehaald. De Trumps werden er rijk van, ze hadden een neus voor het geld. Ze hadden ook een neus voor de armoede en de onrust die in Amerika waren ontstaan. Donald Trump beloofde de staalfabrieken te heropenen. De arme mensen steunden hem, hij werd gekozen. Ik zei: ‘Daarom huil jij nu bij de bakker in een klein stadje in Oost-Neder-land.’
Ze keek me verbluft aan.
Ik zei: ‘Het kan de arme mensen in West Virginia niets schelen wat Donald Trump van vrouwen of de stijgende zeespiegel denkt, hij maakt hun streek weer welvarend. Zij stemmen, wij kunnen alleen maar huilen of lachen.’