De werkeloze jongen die niets van het milieu wil weten, die blik en glas en peuk altijd op straat achterlaat, die resten van de maaltijd dadelijk weggooit, die niet in een kamer wil zijn waar een kakkerlak loopt, die jongen gelooft natuurlijk niet dat de zeespiegel stijgt, dat de oceaan overbevist wordt en drijvend plastic een eeuwenlange bedreiging zal vormen voor mens en dier.

Deze jongen met het witte gezicht en de dunne benen heeft mijn sympathie als ik zie hoe hij voor het eerst in zijn leven voor een glascontainer staat en door een meisje uit dezelfde documentaire wordt berispt omdat hij een groen flesje in een gat voor wit glas heeft gegooid. Het meisje heeft met succes het vak duurzaamheid gestudeerd, ze is welbespraakt en zwijgt zelden. De jongen kijkt haar onzeker en verward aan. Ze roept dat er drie gaten zijn, voor wit, voor groen en voor bruin glas. Hij verzoekt haar in aanmerking te nemen dat hij nog nooit voor een glascontainer heeft gestaan, dat hij nog nooit glas volgens de regels heeft weggegooid.
En nu worden ze bij wijze van proef ook nog ondergebracht in een voormalig Franciscaner klooster waar een sociaal-christelijke, vegetarische woongemeenschap de scepter zwaait. Vriendelijke mensen die van mening zijn dat de zachte krachten zeker zullen winnen in ’t eind, terwijl de jongen van een goed stuk vlees houdt.
Ten slotte blijkt dat deze mensen hem in zijn waarde laten, hem niet kapittelen. Ze bewaren het overgebleven voedsel in de koelkast en doen het licht uit in de vertrekken waar zich niemand bevindt.
Hij vertelt dat zij het beter doen dan het voortrazende meisje van de duurzaamheid, dat misschien wel gelijk heeft maar zijn koppigheid niet doet verdwijnen.