Je hebt de strandplevier, de bontbekplevier en de kleine plevier. Hans Dorrestijn kent alleen de laatste. Nico de Haan vertelt hem dat alleen de kleine plevier in het binnenland voorkomt. Het is een echte opportunist, een pionier.

Hij staat als het ware te wachten achter de graafmachine die een nieuw stuk land ontgint. Hij blijft daar dan een paar jaar om alles te ontdekken. En dan plotseling verdwijnt hij en staat weer achter een graafmachine die een nieuw stuk land voor hem ontgint. Een opportunist, zegt Nico de Haan. Hij bedoelt dat deze vogel van de gelegenheid gebruik maakt. Dat lijkt me een goede eigenschap voor de kleine plevier, hij zorgt ervoor dat zijn soort overleeft.

Het woord opportunist heeft ook een schaduwkant. Ik raadpleeg mijn papieren Van Dale (ik verbeeld me dat het papier betrouwbaarder is dan het scherm, ik vrees dat het scherm onverwacht van de aarde verdwijnen kan, en dat we dan terugvallen op het papier en daarmee opnieuw beginnen). De papieren Van Dale zegt: ‘Opportunisme, het handelen zonder bepaald beginsel, naar de eisen van het ogenblik, waarbij men er naar streeft iedere omstandigheid ten voordele van zichzelf of zijn partij aan te wenden: in de politiek zie je vaak je reinste opportunisme.’

Dit is niet mooi, ‘je reinste’ maakt in dit geval het opportunisme erg verdacht. Dat heeft Nico de Haan niet bedoeld, in de natuur komt het politieke opportunisme niet voor.

Als ze de braamsluiper ontmoeten, is ontmoeten eigenlijk ook niet het goede woord, de braamsluiper houdt zich verborgen in ondoordringbare braamstruiken, je hoort hem wel maar ziet hem nooit. Tenminste, Hans Dorrestijn ziet hem echt nooit, hij heeft wel vijf keer voor zo’n stekelig bosje gestaan op een meter afstand van het kwetterende vogeltje, maar zonder zichtbaar resultaat. Dat is zijn rol in dit programma, hij is de schlemiel.

Nico de Haan geeft toe dat het moeilijk is, maar hij ziet de braamsluiper wel degelijk. Hij is de echte kenner. Hij vertelt een verhaal over de braamsluiper dat ik werkelijk verrassend vind. Het mannetje maakt drie ruwe nestjes in een stekelig bosje. Dan gaat hij veel kabaal maken om een wijfje te interesseren. Als dat gelukt is, kiest zij het nestje uit en gaan ze samen nog wat plamuren en schilderen. Dorrestijn mompelt nog iets over de zeldzaamheid van democratie in de natuur. Ikzelf houd het op je reinste opportunisme in de politiek.