In zijn nieuwe column herinnert A.L. Snijders zich Che Guevara en hoe hij herinnerd wordt.

Toen ik Erik Dijkstra op een BMW op een eenzame weg in Zuid-Amerika zag rijden, moest ik natuurlijk denken aan Che Guevara, die meer dan een halve eeuw eerder met een vriend dezelfde tocht maakte op een zeer oude Norton.

Ik dacht ook aan de tocht die ik begin jaren zestig op mijn motorfiets maakte van Amsterdam naar Madrid. Franco was nog aan de macht en er waren mensen die mij van fascisme beschuldigden omdat ik dat land niet meed.

Maar ik ging niet op vakantie, ik ging een Spaanse vriend bezoeken om hem eventueel te helpen met het schilderen van z’n verwaarloosde huis. Hij was openlijk en min of meer ongehinderd anti-fascist, zodat ik verwijten van collaboratie naast me neer kon leggen.

Erik Dijkstra had waarschijnlijk een poster van Guevara in zijn jongenskamer hangen en wist niet dat zijn held in de bevrijdingsoorlog eigenhandig tegenstanders had geëxecuteerd. Inmiddels wist hij het wel en hij had zich voorgenomen de misdaden van Che met zijn nog levende vrienden en familieleden te bespreken.

Zijn jongste broer antwoordde dat hij een bevrijder en beschermer van het volk was, hij kon dus geen moordenaar zijn – hij handelde uit rechtvaardigheid, de onderdrukkers waren de moordenaars. Dat is wel een verleidelijke theorie, moord uit rechtvaardigheid is te prefereren boven moord uit moordzucht. Zo kregen de wandaden van de communisten ook altijd meer begrip dan de wreedheden van de fascisten. Het communisme had een aanvaardbaar uitgangspunt, het fascisme was de totale slechtheid. 

Er was ook een man die als jongen drie dagen gevoetbald had met Guevara en zijn vriend. De Norton moest weer eens gerepareerd worden en zij waren uitgenodigd door de vader van de jongen om in hun huis te logeren. Toen Guevara een heilige was geworden en met Jezus en Mick Jagger het beroemdste trio ter wereld vormde, moest iedereen die hem gekend had als onbekende idealist een mening over hem hebben.

De voetballende jongen bleek hem nog zeer te bewonderen, maar twijfelde of hij zijn idealen ooit had kunnen uitvoeren. De vriend met wie hij de reis op de Norton maakte leeft nog steeds, hij vertelt enthousiast dat hun vriendschap zo bijzonder is omdat ze het allebei voor het eerst gedaan hebben met hetzelfde dienstmeisje. Dat maakt vriendschap kennelijk onbreekbaar.