A.L. Snijders keek televisie met zijn kleindochter.

Mijn kleindochter logeert bij me. Ze is veertien jaar, we doen samen boodschappen, zij bepaalt wat we eten. We eten bij de televisie, dat is heel gezond – terwijl je mond kauwt hebben je ogen ook wat te doen. Zij is de gast, ze mag de programma’s uitkiezen, maar ik ben niet geheel uitgeschakeld, het nieuws van acht uur vervalt niet.

Na het nieuws schakelt ze naar het programma Hufterproef, waar ze vaak naar kijkt. Ik heb er nooit van gehoord, ze legt het me in drie woorden uit. We kijken zwijgend, de drie woorden zijn niet genoeg, maar ik blijf zwijgen.

We zien een warm caféterras, veel mensen. Een vrouw zit te praten met haar zoon, ze zijn in afwachting van zijn nieuwe vriendin. De nieuwe vriendin draagt een hoofddoekje. De moeder schrikt en begint met dreigende lichaamstaal te spreken. De mensen eromheen die fijn in de zon van hun biertje genieten, worden ook onrustig.

Ik heb als handicap dat het geluid van de tv iets te zacht staat en ik de afstandsbediening niet direct kan vinden. In dat stadium begrijp ik nog niet welke rollen er door wie gespeeld worden. Ik zie ook ineens een meisje in een donkere ruimte naar een scherm kijken waarop ze hetzelfde ziet als ik. Ze zit misschien wel in de kelder onder het café. In ieder geval hoort ze bij de mensen die deze huis-tuin-en-keukencatastrofe organiseren.

De moeder van de jongen ligt nu duidelijk op stoom, ze houdt zich niet meer in. Als mensen in zo’n situatie het woord ‘soort’ combineren met ‘blijven’, is er eigenlijk niets meer aan te doen. ‘Blijf bij je eigen soort’ laat de zwaarste deur dichtvallen.

Het meisje om wie het gaat zit er geslagen bij onder haar hoofddoekje, ze zegt niets. De woedende moeder staat op om met haar man te overleggen. Later komt ze haar zoon ophalen, hij moet mee naar huis. De omstanders worden ondervraagd – wat vonden ze van het incident, wat hebben ze gedaan, hebben ze partij gekozen?

Mij is het nu ook eindelijk duidelijk geworden. De moeder, de zoon en de nieuwe vriendin zijn acteurs, de omstanders zijn zichzelf. Als ze niet herkenbaar op de tv willen, kunnen hun gelaatstrekken wazig worden gemaakt.

Mooi bijverschijnsel, weten dat je op de machtige televisie bent, en dat je de enige bent die het weet, een modern sprookje. De volgende gevallen begrijp ik moeiteloos vanaf het begin. Ik herken de acteurs op tijd. Volgende week ga ik zelfstandig met nieuwe ogen kijken. M’n kleindochter is dan weer vertrokken.