A.L. Snijders over zijn vriend de exoot.

Vechten in het parlement. Soms zie ik dat op de televisie. Meestal in heetgebakerde landen. De vechtersbazen zijn formeel gekleed, colbertjasje, das, mooie schoenen. Ik herinner me dat er ook wel eens met een pistool geschoten werd. Dat vind ik niks, dit is een stap te ver. Dat er ook vaak oude mannen meedoen is interessant. Het betekent dat er veel hetzelfde blijft in een leven. Ik ken bijvoorbeeld heel wat mensen die hun hele leven socialist zijn, terwijl ze op de hoogte zijn van de vrolijke uitspraak: ‘Wie op z’n twintigste geen socialist is, heeft geen hart. Wie het op z’n veertigste nog steeds is, heeft geen hersens.’
Mijn vriend Karel Fijn van Draat heeft een groot deel van zijn leven in het buitenland doorgebracht. Zijn vader was een chique handelaar die lange tijd van huis was, tot verdriet van zijn vrouw, die haar man waarschuwde dat hij haar door zijn afwezigheid bij wijze van spreken tot overspel dwong. Hij zag het gevaar en nam vrouw en zoon voortaan mee op z’n handelsreizen. Karel heeft zodoende tot zijn twintigste in vele buitenlanden gewoond en is dus een kosmopoliet geworden.

Na zijn studie aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam werd ons land hem toch weer te veel en raakte hij andermaal aan het zwerven. Nu, in de laatste fase, woont hij in Drenthe en is lid van een soort sociëteit waar hij met leeftijdgenoten over de gebeurtenissen van de dag praat. Dat heeft enige tijd geleden tot een bijzonder incident geleid, er is gevochten op de sociëteit. Minister Blok was de aanleiding, Karel was van mening dat zijn positie onhoudbaar was en aftreden onvermijdelijk. Het werd ruzie, iemand gaf hem een duw, die Karel beantwoordde met een kaakslag. Daarna werd het een regulier gevecht tussen oudere heren. Terwijl hij bezig was, dacht hij aan soortgelijke vechtpartijen in de parlementen van Spanje, Italië, Roemenië. Later bij het nagesprek realiseerde hij zich hoezeer hij in zijn jeugd gevormd was door zijn verblijf in landen waar deze gevechten door oudere heren gewoon waren. De grootste klap kwam toen hij een brief ontving met de mededeling dat hij niet meer welkom was op de sociëteit – hij bleek de zondebok, hij kreeg de schuld.Hij belde me op en wilde m’n reactie. Ik zei dat hij ten onrechte had verondersteld dat hij een loepzuivere Nederlander was. Hij had het grootste deel van zijn leven buiten de deur doorgebracht, hij was een exoot geworden.