A.L. Snijders kijkt natuurtelevisie.

Terwijl het buiten hard regent, kijk ik binnen naar de televisie, waar een langbenig meisje uitlegt hoe het gesteld is met de diverse zwaluwsoorten. Ze legt enthousiast en deskundig uit hoe de nestjes worden geboetseerd, maar kan niet verhelen dat het ook met de zwaluwen niet goed gaat. Iedereen weet dat de mens schuldig is aan de mondiale teruggang van plant en dier. 

De meningen over de aanpak zijn echter verdeeld, waarbij de pure ontkenners zoals altijd een bijzondere positie innemen. Ik was ooit verliefd op een dienstmeisje dat de zwaartekracht ontkende. Ze heette Greetje en werkte bij de buren. Ik was twaalf, zij vijftien. Ze kwam 's morgens op de fiets uit Amsterdam-Noord om te werken in de Apollobuurt, waar ik woonde. 

Ik had geen benul van de wereld, ik had nooit van Karl Marx gehoord en nauwelijks van God. Als ik aan mezelf denk, lijkt het me een wonder dat ik de dertig heb gehaald. Ik ben zelfs een oude man geworden, de tachtig gepasseerd. Hoe dan ook, mijn dag was goed als ik de rammelende fiets van Greetje hoorde. Ze begon altijd met de laagste ramen in de Titiaanstraat. Daar kon ze makkelijk bij, en ook bij het gebruik van een ladder voor een etage hoger maakte ik me niet ongerust. Mijn hart begon pas te bonzen als ze hoger kwam. Daar waren het schuiframen, daar boog ze zich zonder bescherming ver naar links en rechts met het wateremmertje en de sponzen. 

Ik had haar gewaarschuwd dat ze zou kunnen vallen. Ze lachte me uit: 'Waarom zou ik vallen?' Ik riep: 'Vanwege de zwaartekracht.' Ze bleef lachen, ze had nooit van zwaartekracht gehoord. Ze viel uit het raam en stierf in de Titiaanstraat. Ik was niet thuis, mijn moeder heeft gezien hoe haar levenloze lichaam in de ziekenauto werd getild.