A.L. Snijders leest Ferreira Gullar.

Op de avond dat Barcelona werd uitgeschakeld door Liverpool keek ik niet naar de televisie.Ik dacht dat de uitslag vaststond en daarom keek ik niet. Nu, op dit moment, sta ik in dubio: zal ik gaan kijken naar Ajax of zal ik de gedichten van Ferreira Gullar gaan lezen die me gestuurd zijn vanuit Zundert.

De dichter zegt: 'Er bestaat geen universele poëtica: universeel is de poëzie, het leven zelf. Universeel is de achtertuin van ons huis in Sao Luís, vol planten, een explosie van groen in het licht van Maranhão, ver van Parijs, Londen, Moskou. Universeel is Bizuza omdat ze, peper makend in een keuken, deel uitmaakt van de Melkweg. Want de geschiedenis der mensheid speelt zich óók af in achtertuintjes, tussen planten en kippen, in de straten van voorsteden, in speelhuizen, bordelen en kostscholen. Daaruit heb ik mijn poëzie willen maken, uit die nederige en vernederde materie, want poëzie mag geen verraad aan het leven zijn. Mijn vader was grutter en in ons huis waren geen boeken. (...) In Sao Luís, mijn stad, met zijn stralend blauwe dagen, leefde ik tussen verrukking en vertwijfeling: het leven was mooi en zinloos. (...) Ik vluchtte. Ik vluchtte uit de grutterskraam, uit de familie, uit het verstikkende en enge leven. De poëzie was mijn vluchtweg.'

Ik heb mijn besluit genomen, ik ga vanavond de gedichten van Ferreira Gullar lezen. Ajax staat al met anderhalf been in de finale. Ons volk zal nog heel wat adem tekort komen. Ferreira Gullar dicht:

'Het gedicht
heeft geen tastbare stof
al wat erin zit is gerucht
wanneer het ruist
op de adem van wie leven.'