Voormalig NRC-redacteur Reinjan Mulder zei ooit: ‘Iedere schrijver kan een prijs krijgen. Je moet alleen de juiste juryleden bij elkaar zetten.’ Juist.. Wie het boek te beoordelen krijgt, is ook interessanter dan de vraag welke beoordeling eruit rolt.

Voormalig NRC-redacteur Reinjan Mulder zei ooit: ‘Iedere schrijver kan een prijs krijgen. Je moet alleen de juiste juryleden bij elkaar zetten.’ Juist.. Wie het boek te beoordelen krijgt, is ook interessanter dan de vraag welke beoordeling eruit rolt. Er wordt echter nooit gesproken over de vraag wie jury’s samenstelt en op welke gronden. De literatuur blijft een kerk.
Recentelijk schreef de ombudsman van NRC Handelsblad, Sjoerd de Jong, over het mysterieuze thema van het bespreken van boeken van medewerkers, oftewel vriendjespolitiek. Ik moest denken aan wat ik hoorde, toen ik begon met schrijven. Een toen nog beroemde recensent zou als hij boeken van bevriende schrijvers besprak eerst zijn recensies aan de desbetreffende schrijvers voorleggen om na te gaan of hij het boek van hen wel goed had begrepen. Dit zal tegenwoordig niet meer gebeuren, maar wat als de hoofdredacteur van een krant een boek schrijft? Kan dat boek in zijn of haar krant worden gerecenseerd?
Ware belangeloosheid blijft wellicht een utopie, zeker nu recensies met sterretjes of bolletjes als de ploeg zijn die de tractoren van de afdelingen marketing door de boekhandels en supermarkten trekken.
De academische literatuurbeschouwing zou het gat kunnen vullen door interessante teksten te produceren die leesbaar zijn en die toch iets van de lezer vergen, maar ook daar lijkt men zich te hebben overgegeven aan de ‘barbaarse godsdienst van het succes’ (Adorno).
De ombudsman liet weten dat sommige boeken van medewerkers omwille van de journalistieke plicht besproken kunnen worden, waarbij mijn naam werd genoemd. Overigens komt het vaak genoeg voor dat NRC zwijgt over een nieuw boek van mijn hand.
Het probleem van de literaire en culturele journalistiek is dat zij de vaak aangehaalde uitspraak van Mulisch, dat het mysterie vergroot moet worden, letterlijk neemt. Goed dat een ombudsman dit mysterie probeert te ontrafelen. Hij zou wellicht nog voortvarender te werk kunnen gaan.
Hieraan ben ik verplicht toe te voegen dat Sjoerd en ik in de zomer van 2007 een prachtige avond in het restaurant van Hotel de L’Europe hebben beleefd.
Bij het lezen van dit stukje dient u in het achterhoofd te houden dat ik van Sjoerd houd, en hij van mij.