Op een warme avond in New York sprak ik met een jonge vrouw over nostalgie. Haar ouders kwamen uit Rusland, zijzelf was in Amerika geboren, maar ze identificeerde zich vooral met het vaderland van haar ouders en omschreef zichzelf niet als ‘Amerikaanse’ maar als ‘Russische Jodin.’

Op een warme avond in New York sprak ik met een jonge vrouw over nostalgie. Haar ouders kwamen uit Rusland, zijzelf was in Amerika geboren, maar ze identificeerde zich vooral met het vaderland van haar ouders en omschreef zichzelf niet als ‘Amerikaanse’ maar als ‘Russische Jodin.’

Het is niet helemaal onbegrijpelijk dat kinderen van emigranten zich identificeren met het land van herkomst van hun ouders. Zelf heb ik ook de neiging me in hoge mate met Duitsland te identificeren, maar mijn zus, die toch door precies dezelfde ouders is opgevoed, heeft van die neiging totaal geen last.

In het geval van de jonge vrouw in New York ging het zover dat ze het leven dat haar ouders en grootouders in Rusland hadden geleefd betekenisvoller vond dan haar leven in Amerika.

Ze klaagde over de oppervlakkigheid en het gebrek aan opofferingsgezindheid in Amerika. Nu is die klacht an sich niet zo bijzonder. De weerzin tegen individualisme, een gevolg van welvaart en veiligheid, komt vaak precies daarop neer: het verleden was romantischer, toen hadden de mensen nog wat voor elkaar over.

Wat opmerkelijk was aan deze jonge vrouw was dat ze openlijk toegaf dat ze het verleden mythologiseerde, ja dat het verleden waarnaar ze verlangde voor een groot deel verzonnen was. In die zin is alle nostalgie feitelijk verlangen naar fictie. Deze vrouw doorzag dat en toch werd haar verlangen er niet minder om.

Haar ouders hadden elkaar op de Krim bij een bushalte ontmoet en zij vond die ontmoeting zo mooi dat zij zo ver ging om zelf ook mannen bij bushaltes te ontmoeten. In uitzonderlijke gevallen was ze bereid genoegen te nemen met ontmoetingen in de metro.

Ik moest denken aan een Tsjechische vrouw die ik kende en die mannen aansprak bij de tramhalte met de vraag: ‘Heb je een kauwgumpje voor me?’ Zo verzamelde zij mannen.

De aantrekkingskracht van nostalgie houdt uiteraard verband met de angst voor de toekomst. Het verleden maakt ons niet bang, wij denken dat het verleden geen geheimen voor ons heeft.