Een korte verhandeling over menselijke goedheid.

Vaak lees je over iemand die allerlei vreselijke dingen heeft meegemaakt, maar toch in de menselijke goedheid is blijven geloven.
Waaruit bestaat die goedheid, en hoe geloof je erin?
De goedheid zou in praktijk kunnen neerkomen op de onwil de ander te schaden. Wij moeten twee soorten van schade onderscheiden: het schade aanrichten dat de dader geen enkel voordeel oplevert. Dit is frivool beschadigen. En het schade aanrichten dat de dader voordeel oplevert.
Toch zou het al te cynisch zijn als menselijke goedheid uitsluitend bestond uit het afzien van schade berokkenen aan andere mensen.
Verder zijn er activiteiten, voortplanting, die niet als slecht worden gezien, integendeel, en die toch enorme schade kunnen aanrichten. Als het kind zich ontpopt als moordenaar bijvoorbeeld.
Een moord, an sich een misdaad, kan een goede daad, een heldendaad, worden als een gruwelijke dictator wordt omgebracht.
Intentie en context wegen in het geval van goedheid en slechtheid zwaar.
Wat de ene groep als een wandaad beschouwt, kan de andere groep als een heldendaad beschouwen. Over goedheid en slechtheid bestaan nogal wat meningsverschillen, onthoud dat.
Bij goedheid denken wij naast het afzien van schade aanrichten aan een vorm van hulp die niet de vorm aanneemt van een transactie. Een loodgieter die een verstopte wc komt ontstoppen biedt hulp aan, maar aangezien hij een factuur stuurt, is de loodgieter geen voorbeeld van menselijke goedheid.
Het belangeloos helpen van een vreemde, het delen van eten met de vreemde, het beschermen van de vreemde tegen een leger, een militie of een overheid die de vreemde naar het leven staat, kunnen als goedheid worden beschouwd, althans zolang er overeenstemming bestaat dat de vreemde ten onrechte naar het leven wordt gestaan.
Hoe extremer de omstandigheden, hoe sneller goedheid en slechtheid aan de oppervlakte zullen komen.
Het is wat mij betreft niet nodig om te geloven in de menselijke goedheid, dat zou een gratuit geloof zijn, maar het bestrijden van het eigen wantrouwen kan als een deugd worden gezien. Zoals het ook een deugd is om niet aan jezelf te denken als je over goedheid spreekt.