Een korte verhandeling over mannelijkheid.

1. De man en zijn mannelijkheid hebben het moeilijk: de een ziet in de man en zijn mannelijkheid een residu van een machocultuur, oftewel het recht van de sterkste wordt al dan niet ironisch verheerlijkt, voor de ander zijn man en mannelijkheid niet veel meer dan een anachronisme, alsof je heden ten dage met paard en koets door de wereld reist. Maar wat is mannelijkheid? Ik stel voor: pogingen tot agressieve charme en charmante agressiviteit. De gedachte dat de wil om te winnen schaamteloos kan worden uitgedragen. De vrouw dient zich te schamen voor haar wil om te winnen en doet dat bij voorkeur dan ook onopgemerkt. Tenzij de concurrent een andere vrouw is. Dan mag het in het volle daglicht.

2. Ook in het Westen zijn clichés over de man hardnekkig. Denk aan de populaire cultuur.

3. Sommige mannen treuren dat zij moeten strijden met andere, veelal intellectuele middelen. Voor de man is het beschavingsproces niet veel meer dan een geliefde die hem heeft verlaten. Doen we hiermee alle mannen recht? Nee, maar we hebben het over de man als symbool.

4. De man heeft vijanden en verslaat deze tot hij wordt verslagen door zijn vijanden. De man is iemand die partner en kinderen beschermt. Niets is voor hem erger dan het onvermogen deze taken te vervullen. De Joodse man in de diaspora was de man die geen man was. Bij voorkeur gaf hij zich over aan het bestuderen van heilige teksten om te vergeten dat hij niet bij machte was zijn gezin te beschermen. Toen kwam Israël en werd de Joodse man weer man. Of het geholpen heeft, of dat de Joden geholpen heeft, zal de toekomst uitwijzen.

5. Nietzsche schreef: ‘Das Glück des Mannes heißt: ich will.’ Tegenwoordig hoeft de man niet meer zo veel te willen. Althans, hij moet andere dingen willen. De bestrijders van wat toxic masculinity wordt genoemd, willen de betere wereld snel naderbij brengen. Ooit zal om die reden tegen het roofdier worden gezegd: ‘Bekeer je tot het veganisme, roofdier, of sterf.’ Veel roofdieren zullen sterven.