Arnon Grunberg met een korte verhandeling over achterdocht en vertrouwen.

1. De achterdocht maant ons in de buurman een dief te zien, in de collega een roddelaar en in onze partner een overspelige leugenaar. Achterdocht gaat uit van het slechte of het minder goede. Zonder achterdocht vrezen wij bedrogen uit te komen of zelfs ons leven te verliezen. Achterdocht beroept zich op de realiteit en verweert zich tegen de goedgelovigen, die de ‘waarheid’ weigeren te zien.

2. Politici kunnen achterdocht aanwakkeren en gebruiken om kiezers te mobiliseren. Denk aan Trump, die Mexicanen ‘drugsdealers, criminelen en verkrachters’ noemde. Of denk aan het bekende discours over moslims in Nederland, aangewakkerd door onder anderen. Wilders, maar inmiddels overgenomen door vele andere politici en scribenten. Na de achterdocht komt de angst. Het gif achterdocht is sluipender en moeilijker te bestrijden dan de angst, wat niet wegneemt dat een bepaalde hoeveelheid van dit ‘gif’ noodzakelijk is; wie geen enkele achterdocht kent, zal zich minder goed kunnen wapenen tegen allerlei gevaren. In veel gevallen echter is het, zo leert de ervaring, goed het risico van het vertrouwen te nemen. Sterker nog, vertrouwen zou het uitgangspunt moeten zijn. Wie in de ander per definitie een vijand ziet, heeft de achtervolgingswaan te gretig omarmd. Maar tegen de scharenslijper die aan de deur komt, mag men zeggen: ‘Ik heb geen scharen in huis.’

3. De oplichter maakt gebruik van ons vertrouwen, wat wordt geïllustreerd door het Engelse woord confidence man. Wij schenken ons vertrouwen aan de confidence man, die daarmee aan de haal gaat. De ware oplichter zorgt er overigens voor dat zijn slachtoffer nooit beseft dat hij is opgelicht. In dat geval is er dus van een echt slachtoffer geen sprake.

4. De grens tussen verleiding en oplichterij is flinterdun. De verleider meent het niet altijd en sommige mensen zien daarin oplichterij. De achterdochtige vraagt: ‘Vanwaar al die complimentjes?’

5. Politici worden vaak oplichters genoemd. Twijfelachtig, iemand die a zegt en b doet, is niet per definitie een oplichter. Om de revolutie te voorkomen is een
minimale hoeveelheid vertrouwen in de instituten en de gevestigde orde nodig. Ook kan het helpen als de achterdocht jegens de nieuwe orde groot blijft.