Arnon Grunberg met een korte verhandeling over het gevecht.

1.
Een bokswedstrijd is een gevecht, twee of meer kinderen die elkaar te lijf gaan op het schoolplein, ook dat is een gevecht, maar hier hebben wij het over het niet-fysieke gevecht. De ene hoogleraar die de andere hoogleraar weg wil werken, de ondergeschikte die aan de stoelpoten van zijn meerdere zaagt, het oudere zusje dat haar jongere zusje bij de vuilnis wil zetten. 

Waar meer mensen zijn, duikt al snel de gedachte op dat er geen plaats is voor iedereen. Dit leidt tot het gevecht. 

2.
De uiterste consequentie van de gedachte dat er geen plaats is voor iedereen is genocide. Wij ontkomen vermoedelijk niet aan de opvatting dat er niet voor iedereen plaats is, althans niet in onze omgeving. Het getuigt van beschaving om dergelijke sentimenten slechts te richten op individuen en niet op bevolkingsgroepen. Het is toch iets anders als je zegt ‘ik kan Joden niet uitstaan’, of dat je beweert ‘ik kan Klaas niet uitstaan’. Het wordt natuurlijk weer anders als je stelt: ‘Ik kan Klaas niet uitstaan omdat hij moslim is.’ 

Oftewel, het gevecht dient idealiter op strikt individueel niveau plaats te vinden. 

3.
Als je met z’n achten voor een prijs voor beeldende kunst bent genomineerd, ben je dan met elkaar in gevecht? Tot op zekere hoogte. Je bent samen slachtoffer, een van de slachtoffers is minder slachtoffer – of iets meer, dat is een kwestie van interpretatie – dan de rest. 

4.
Het leven is een gevecht, soms lukt het ons dat te vergeten. Wij nemen vakantie van het vechten. Alle betekenisvolle relaties zijn altijd ook gevechten; alleen de belangeloze, strikt afgebakende relatie, die tussen klant en verkoper bijvoorbeeld, kan ontkomen aan het gevecht. 

5.
De indringendste en hevigste gevechten voert de mens met zichzelf. Het onvermogen hierover te spreken wordt ook wel eenzaamheid genoemd. 

Meer van Arnon Grunberg