De beoogde muur langs de grens met Mexico is een heet hangijzer in de Verenigde Staten. Chris Kijne stelt voor dat de Amerikanen eerst eens hun eigen verleden met betrekking tot buitenlandpolitiek kritisch bestuderen.

De zoektocht van het onderzoeksprogramma Zembla naar de moordenaars van vier Nederlandse journalisten op 17 maart 1982 in El Salvador, eindigde afgelopen najaar op de oprit van een gated community in Californië. Via de intercom wisselde verslaggever Jos van Dongen een paar zinnen met de Amerikaanse ex-militair Bruce Hazelwood.

Een gesprek dat uitmondde in een driewerf ‘nee!’ van de Amerikaan: hij weigerde te spreken over zijn aanwezigheid, destijds, in de El Paraïso-kazerne van het Salvadoraanse leger. De kazerne van waaruit de moord op verslaggevers Koos Koster en Jan Kuiper, cameraman Joop Willemsen en geluidsman Hans ter Laag was beraamd en voltrokken.

De aanwezigheid van Hazelwood in die kazerne hoeft niet meer bewezen te worden. Hij sprak er zelf weinig omfloerst over tegen de Waarheidscommissie van de VN die de moord onderzocht en daarover in 1993 verslag deed. Uit zijn getuigenis en uit een mailwisseling met een collega-veteraan wordt bovendien duidelijk dat de Amerikaan, als adviseur toegevoegd aan het Salvadoraanse leger in de strijd tegen linkse guerrilla’s, waarschijnlijk wist van het plan om de Nederlandse journalisten te vermoorden.

Je begrijpt dat hij daar liever niet aan terugdenkt.

Toch zou het niet onnuttig zijn als Hazelwood, en met hem heel Amerika, zich wel rekenschap zou geven van de geschiedenis van VS-bemoeienis met Latijns-Amerika. Hij is namelijk geen uitzondering. Hij is de regel van twee eeuwen Washingtons beleid ten opzichte van alles ten zuiden van die veelbesproken Southern Border waar Donald Trump zijn muur wil bouwen. Een beleid ook dat rechtstreeks heeft geleid tot de migratiestromen waar Donald en zijn kiezers zo bang voor zijn.

ga naar: Zembla

'Ik weet niet waar u het over heeft. Ik was ergens anders die dag,' antwoordt Bruce Hazelwood als hij geconfronteerd wordt door Zembla. Het onderzoeksprogramma heeft geheime stukken van de VN in handen weten te krijgen, net als een mailwisseling tussen Hazelwood en een collega-veteraan. Lees meer over het onderzoek van Zembla op de site van het programma. Daar vind je ook een podcastinterview met researcher Marco de Lange over zijn zoektocht naar kolonel Reyes Menes. Lees en luister meer →

antikoloniale driften

Het begint allemaal bij de Monroedoctrine waarin de toenmalige Amerikaanse president in 1823 decreteerde dat Europese inmenging op het westelijk halfrond taboe was. In de context van die tijd een logisch uitvloeisel van de antikoloniale driften waar de VS zelf uit waren voortgekomen. Een buitenlandse politiek die moest voorkomen dat de oude usurpators via de achterdeur hun weg terug zouden vinden naar de verloren wingewesten.

Maar in de loop van de negentiende en twintigste eeuw, met de groeiende militaire en economische macht van Washington, verwerd dit onderdeel van de Amerikaanse buitenlandse politiek tot een moderne variant van het kolonialisme dat het ooit bestreed. Latijns-Amerika was de achtertuin van de VS en iedere regering daar die gezien werd als een veiligheidsrisico – of iedere regering die de belangen van het Amerikaanse bedrijfsleven niet in voldoende mate diende – was een vijand die zo nodig gewapenderhand bestreden moest worden.

The American continents, by the free and independent condition which they have assumed and maintain, are henceforth not to be considered as subjects for future colonization by any European powers.

De Amerikaanse president James Monroe in zijn State of the Union in 1823

Met name sinds de Tweede Wereldoorlog, waar het denken in invloedssferen tijdens de conferentie van Jalta werd bestendigd door Roosevelt en Stalin, leidde deze doctrine tot voortdurende steun van de Verenigde Staten aan dictatoriale regimes in Latijns-Amerika. Regimes die gezien werden als noodzakelijke buffers tegen de opkomst van volksbewegingen waarachter de hand van de Sovjet-Unie werd vermoed. Of: waar de vermeende hand van de Sovjet-Unie een handig excuus was om regimes te steunen die de Amerikaanse economische belangen beter dienden dan een links alternatief.

Die werdegang van de Monroe-doctrine van een in principe antikoloniaal concept naar een buitenlandse politiek die even imperialistisch als antidemocratisch was, is hier mooi beschreven door voormalig correspondent Jan van der Putten.

openlijke ingrepen

De invasies in Guatemala (1954), de Dominicaanse Republiek (1965), Grenada (1983) en Panama (1989) zijn de meest openlijke ingrepen, de coup tegen Allende, de steun aan het Videla-regime, het helpen van de contra’s tijdens de Sandinistische revolutie in Nicaragua en de steun aan extreemrechtse dictators in Honduras, El Salvador en opnieuw Guatemala zijn voorbeelden die meer bedoeld waren onder de radar te blijven.

Uncle Sam liep jarenlang voorop in een mensonterende optocht van moordenaars en martelaars.

Er is sindsdien veel veranderd. De internationale agenda van mensenrechten en internationaal recht werd steeds prominenter, de Koude Oorlog ging voorbij en in de twee decennia daarna veranderde vooral onder twee Democratische presidenten ook de Amerikaanse visie op het buitenlands beleid. In vrijwel heel Latijns-Amerika kwamen min of meer linkse regeringen aan de macht, maar de gevolgen van decennia steun aan regimes die alles wat streefde naar een eerlijker samenleving bloedig onderdrukten, zijn niet zomaar uitgewist.

Met name in Midden-Amerika hebben de jarenlang door de VS gesteunde misdadige regimes zo’n maatschappelijke verwoesting aangericht, dat armoede, corruptie en criminaliteit er het leven van veel mensen bepalen . En hoewel de hoeveelheid illegale migranten die aan de zuidgrens van de Verenigde Staten wordt aangehouden inmiddels dramatisch is gedaald, zien velen zich nog steeds gedwongen hun onveilige levens in diepe armoede te ontvluchten. Met hoop op een betere toekomst in de Verenigde Staten.

Dat is het verhaal áchter De Muur.

ontdek meer: