Mijn opa schreef lang geleden een boek over zijn ‘belevenissen bij de PTT’. Dat deed hij, omdat zijn kinderen er om vroegen, hij had zoveel te vertellen, zelf had hij er geen zin in.

Mijn opa schreef lang geleden een boek over zijn ‘belevenissen bij de PTT’. Dat deed hij, omdat zijn kinderen er om vroegen, hij had zoveel te vertellen, zelf had hij er geen zin in. Dat zegt hij ook in het voorwoord: ‘Veel zin had ik er niet in, omdat ik altijd een hekel had aan schrijven.’ Kijk, zulke zinnen tref je nou zelden aan in een voorwoord.
Hij schrijft hoe zijn kinderen maar aandringen en dat hij beweert dat hij geen schrift heeft en dat zijn oudste zoon hem een schrift belooft.
‘En jawel,’ vervolgt hij in zijn voorwoord, ‘gisteravond ruim half zeven kwam hij het schrift brengen dus moest ik een begin maken met schrijven.’ Dan begint het boek: ‘2 juni 1924 was ik aan het werken bij Cornelis Janssen in de Hegsestraat, de boerderij genaamd de Heg, het hoogste punt van Gendt, wat ik wel eens heb gelezen in een boek waarin dit vermeld stond.’
Er volgen belevenissen bij de PTT, maar ook in de bouw en op het land, het wordt oorlog, ze moeten evacueren en er worden acht kinderen geboren in krap honderd bladzijden.
Het opvallendste aan zijn herinneringen zijn de getallen.
Hij herinnert zich op de eerste bladzijde hoe hij vijftig jaar geleden peren ging plukken op een ladder van veertig sporten. Die ladder is te kort, dus bindt hij er nog een aan vast en komt zo aan 46 sporten. Hij gaat met twee mandjes de boom in. Een hangt hij op een hoogte van circa dertig sporten, omdat hij boven in de boom niet veel ruimte heeft. Met een vol mandje gaat hij later naar beneden. De ladder kraakt en breekt op de 26ste sport. ‘Toen ik op de grond terechtkwam, wist ik dat ik gevallen was.’ Daar ligt hij en kan even niet meer bewegen. Tien minuten lang. ‘Dat gebeurde om tien over half vier.’ Voor het slapen gaan telde ik de getallen in zijn boek. Gemiddeld staan er twaalf op een bladzijde. De volgende ochtend werd ik om kwart voor zeven wakker omdat mijn dochter riep: ‘Is het al ochtend?’
Ik zei: ‘Bijna.’
Om zeven uur riep ik: ‘Nú is het ochtend.’
Ik stond op en pakte vier boterhammen om te smeren, twee voor thuis en twee voor op school. Er gingen drie plakken ham op één dubbele boterham. Er was één plak over die ik zo opat. We gingen om vijf over acht de deur uit. De straatverlichting ging om kwart over acht uit.