De laatste weken puzzel ik weer, legpuzzels. Ik hou mijn leven lang al van legpuzzels, maar ik maakte ze niet meer, omdat ik het steeds lastiger vond om iets schijnbaar onzinnigs te doen.

De laatste weken puzzel ik weer, legpuzzels. Ik hou mijn leven lang al van legpuzzels, maar ik maakte ze niet meer, omdat ik het steeds lastiger vond om iets schijnbaar onzinnigs te doen. Ik ben weer begonnen, toen ik samen met mijn dochter puzzelde. We zaten naast elkaar aan de grote tafel, ieder met een eigen puzzel. Wie het eerste klaar was, had gewonnen.
Zij verstopte mijn stukjes. Ik legde haar het woord ‘sabotage’ uit.
Toen ik al een pannenkoek bakkende beer had gepuzzeld, een theedrinkende eend en een pijp rokende haas, bekroop me toch weer dat gevoel van zinloosheid. We fietsten naar de spelletjeswinkel en kochten puzzels waar ik wijzer van zou worden. Nu puzzelde zij Micky Mouse op een skateboard en deed ik de kaart van Europa. Zij zocht stukjes van de blauwe wielen en de rode broek, ik de grenzen van Rusland. Soms lagen die onder het kussen van de stoel waar zij op zat. Toen ik zes keer Europa had gepuzzeld en voormalig Joegoslavië goed in mijn hoofd had zitten, ben ik opnieuw naar die winkel gefietst. Deze week ben ik aan een puzzel van duizend stukjes begonnen: de kaart van de wereld, met daaronder alle vlaggen. Soms puzzel ik ook als mijn dochter op school zit. Het was wel tien jaar geleden dat ik mijn laatste echt grote legpuzzel had gemaakt. Het was een afbeelding van een haven met boten en netten, van 1500 stukjes. Ik moest eigenlijk schrijven, maar zat de hele dag te puzzelen en ik dacht: dit is zinloos, hou hier mee op. Als je de boot links onder af hebt, hou je op en ga je verder met je werk. Maar naast de boot stond in de haven een klein huisje van rode bakstenen. Toen de boot af was, lag er al een rood randje van het huis. Ik zat op het puntje van mijn stoel, krom over de puzzel gebogen, mijn rug deed pijn. Hou hier mee op, zei ik tegen mezelf, ga wat zinnigs doen, als je dat rode bakstenen huisje af hebt, ga je weer aan het werk.
Die hele klotehaven puzzelde ik af op één dag.
Het is alsof je jezelf tegen je kop slaat en je denkt heus wel: dit is niet prettig, dit doet pijn, ik zou er mee moeten stoppen, maar je bent er zo goed in en je zit in zo’n lekker ritme, dus je slaat nog even door.