We hebben afgerekend aan de bar van het restaurant waar ook een schaal snoepjes staat. We nemen er allebei een en lopen weg. Het is een lekker snoepje en ik loop snel terug om er nog een te pakken, zij is al doorgelopen.

We hebben afgerekend aan de bar van het restaurant waar ook een schaal snoepjes staat. We nemen er allebei een en lopen weg. Het is een lekker snoepje en ik loop snel terug om er nog een te pakken, zij is al doorgelopen.
Ik roep door het volle restaurant: ‘Wil je nog een snoepje?’
Ze staat stil, kijkt me aan en ik realiseer me te laat dat ik zoiets niet moet roepen door een vol restaurant en zeker niet naar haar, daar houdt ze niet van, en ze schrikt van die plotselinge directe gehaaste vragen, maar tot mijn verbazing zegt ze: ‘Ja, een gele.’
Ze moet veranderd zijn, denk ik, ik houd me vast aan een verouderd beeld van haar. In de schaal liggen zuurtjes en Fruittella’s. Ik hou alleen van de Fruittella’s, dus ik zoek voor haar ook een Fruittella, een gele, daar zijn er maar weinig van.
Als we buiten zijn en naar de schouwburg lopen, zeg ik: ‘Vroeger zou je altijd hebben gezegd: “Ik weet het niet,” of iets hebben gestameld. Ik was verbaasd dat je meteen “de gele” riep.’
‘O,’ zegt ze, ‘maar dat zei ik alleen omdat ik wist dat je iets duidelijks van me verwachtte.’
‘Dus je wilde helemaal geen gele?’
‘Ik wilde vooral iets duidelijks zeggen.’
‘Ik vond het al zo ongelofelijk specifiek,’ zeg ik, ‘en dan ook nog een gele, daar zijn er niet zoveel van, of bedoelde je eigenlijk het zuurtje?’
‘Ik hou niet zo van Fruittella, nee.’
‘Ach natuurlijk.’
‘Wil jij ’m hebben?’
‘Graag.’
We verbazen ons hoeveel misverstanden er in tien seconden mogelijk zijn als we de schouwburg binnenlopen en onmiddellijk een andere vriendin treffen die ons met ferme pas tegemoet komt.
‘Ik loop net naar de pepermuntjes,’ zegt ze.
‘O, die wil ik ook,’ zeg ik en ik loop haar achterna naar de bar met de pepermuntschaal. Ze neemt er zelf een en geeft mij er drie.
‘Nee, joh, ik hoef er maar een,’ zeg ik. Ze legt de rest terug en we lopen naar de zaal.
‘Jammer,’ zegt ze, ‘ik dacht dan kunnen we die in jouw tas stoppen voor later.’
‘Ah zo,’ zeg ik, ‘daarom gaf je er zo veel, dan wilde ik er wel meer ja.’
De vriendin van het zuurtje zegt nog in de zaal: ‘En het leek me ook raar om nee te zeggen, omdat ik degene ben die van snoep houd en niet jij.’