Vrijdag 12 december 2014

Het is een dag waarop mijn denken zich in dienst stelt van mijn ondergang. Elke gedachte is als een beweging te veel, terwijl ik al in het drijfzand lig.

Het is een dag waarop mijn denken zich in dienst stelt van mijn ondergang. Elke gedachte is als een beweging te veel, terwijl ik al in het drijfzand lig.

Ik loop door de supermarkt en ik zoek naar houvast. Het is belangrijk dat ik nu niet over mijn eigen leven nadenk, dus kijk ik  goed om me heen, op zoek naar onderwerpen die mij niet raken, maar wel amuseren.

Bij de kassa legt een man voor me oranje paprika’s op de band. Oranje. Geen groene, geen gele, geen rode. Er zijn dus ook oranje paprika’s. Ik probeer daar iets over te denken, maar er komt weinig. Ik kijk opzij en zie in het tijdschriftenrek een tijdschrift waar ik in sta. Snel moet ik mijn blik afwenden, ik moet niet aan mezelf denken. Weer staar ik naar de oranje paprika’s die niets bij me oproepen.

De kassa maakt een raar geluid en loopt vast. De caissière zet de kassa uit en weer aan. Ik volg de man voor me, ik wil zien of er ongeduld is of begrip. Ik zie niets bijzonders. Het scherm van de kassa flikkert, er komen vreemde blokjes in beeld en dan een lange horizontale lijn. Ik lach en ik wil roepen: ‘Een flatline, de kassa is hersendood, flatline!’ Snel schat ik in of de caissière me zou snappen, of juist vragen: ‘Wat zeg je?’ en dat ik het dan zou moeten herhalen, en dat die lijn dan al weg is, en er verwarring ontstaat en niemand de grap snapt en ik me opgelaten voel.

Ik zeg niks, maar ik lach nog steeds, om de flatline, maar ook omdat ik me vermaak met de vraag hoe vaak mensen zwijgend staan in te schatten of ze een grap wel of niet zullen maken? Hoeveel verzwegen grappen zijn er?

Niemand om me heen weet waarom ik grijns, en ik denk aan die autistische jongen die graag televisie kijkt en op schijnbaar onverklaarbare momenten in lachen uitbarst. Iemand moest een dag lang met hem meekijken om het patroon te ontdekken: Steeds als er een stopcontact in beeld komt, schatert de jongen het uit.

Ik ben blij dat die jongen de stopcontacten steeds weer vindt, dat er zoveel stopcontacten bestaan, maar ik zou hem liever de gevaren ontnemen waar tegen het stopcontact hem moet beschermen.