Ik ben nog nooit in dit gebouw geweest, een jonge vrouw wijst me de weg: ‘Je gaat met de lift naar de derde verdieping en daar ga je gewoon de hoek om en loop je vanzelf op de grote open ruimte af.’

Ik ben nog nooit in dit gebouw geweest, een jonge vrouw wijst me de weg: ‘Je gaat met de lift naar de derde verdieping en daar ga je gewoon de hoek om en loop je vanzelf op de grote open ruimte af.’

Ik wil nog zeggen: ‘Ik ken het hier niet, ik weet niet welke kant ik de hoek om moet,’ maar ik denk ook: als ze het zo zegt, zal er vast maar één hoek zijn. Maar nee hoor, als ik de lift uitkom kan ik linksom en rechtsom en ‘de grote open ruimte’ is van hier natuurlijk nog lang niet te zien. Het verbaast me eigenlijk niet. Als je de wereld zo helder en overzichtelijk voor je ziet in je eigen hoofd, is de woestenij in het hoofd van de ander je moeilijk voor te stellen. Zo wijzen we elkaar steeds welwillend de vertrouwde weg en laten de ander reddeloos verdwalen.

Ikzelf wees laatst mijn eigen kind aan, die tussen twintig andere kinderen rondliep in de speeltuin.

‘Welke is van jou?’

‘Die daar,’ ik wees. Bij mij was er maar één kind in beeld, het allervertrouwdste allerprachtigste wezen, die natuurlijk, en ik ging er vanuit dat de ander onder de indruk zou zijn van mijn prachtige kind.

Ik werd uitgelachen om mijn vage ‘die daar.’

Ik verplaatste me in de vreemde en specificeerde: ‘Die blonde, dat meisje,’ en zag meteen dat ze er vandaag niet zo allerprachtigst uitzag.

Eenzelfde soort vergissing bega ik vaak in mijn agenda. Als ik bij de tandarts zit en daar in mijn agenda schrijf dat ik er de volgende keer om tien uur moet zijn, verzuim ik er ‘tandarts’ bij te zetten. Ik ben er dan immers al. Ik ben zo harstikke aanwezig bij de tandarts dat ik vergeet me in te leven in mijn vreemde toekomstige zelf die thuis in haar agenda kijkt en enkel ‘tien uur’ ziet staan.

Het is allemaal niet zo erg. Soms moet ik wat rondbellen, maar meestal herinner ik me wel weer waar het om ging.

Andersom is een groter probleem, als ik wel aan mijn toekomstige zelf denk, en vermoed dat ik dan heel anders ben dan nu. Zo heb ik vroeger wel vervelende zaken gepland, een jaar vooruit, omdat ik dacht: maar dan is alles anders, dan ben ik ouder, wijzer, stabieler, gelukkiger, dan houd ik wel van lesgeven.

Nooit kwam die hoopvolle voorspelling uit.