Zodra de spaghetti uit het schap is gehaald en in mijn winkelwagentje ligt, is het mijn spaghetti. Ik bewaak mijn wagentje met spullen alsof het al bezit is dat gestolen kan worden, ook al is het maar spaghetti. Bij een rol chocoprinsen is het erger. Ik koop niet vaak een rol chocoprinsen, maar als ik het wel doe en ik kijk naar de rol chocoprinsen in mijn winkelwagen, dan voel ik iets voor die rol. Ik voel meer voor die rol koekjes dan toen die nog in het schap stond. Ik hecht me gemakkelijk.
 
Hoe meer ik me verbind met de boodschappen, hoe bevreemdender de handen van de caissière voor me zijn. Ik zie hoe onverschillig ze mijn boodschappen over de scanner beweegt en het raakt me dat die spullen niets, maar dan ook helemaal niets voor haar betekenen. Het doet pijn, omdat we dan zo anders zijn, zij en ik. De rol chocoprinsen heeft ons van elkaar afgescheiden.
 
Dit gevoel heb ik verder vooral bij friettenten of suikerspinkraampjes. Ik heb me dan enorm verheugd op de patat of de suikerspin, maar de man die het voor me bereidt, heeft die dag al 200 suikerspinnen gemaakt. Terwijl ik blij toekijk hoe de suikerspin almaar groter wordt, telt de suikerspindraaier verveeld de rondjes die hij draait. Ik moet de man negeren om me op de suikerspin te verheugen.
 
Je zou denken dat empathie de mensen dichter tot elkaar brengt, maar juist omdat ik me in die ander kan inleven, voel ik ons verschil. Ik zou dat verschil kunnen opheffen door ook niets meer te voelen voor mijn chocoprinsen, door onverschillig te worden tegenover de suikerspin.
 
Soms dreigt dat te gebeuren. Dan heb ik te goed naar de handen van de caissière gekeken, naar haar onaangedane blik en dan stop ik mijn boodschappen in mijn tas met een droevig gemoed. Ook voor mij is het dan een van de vele rollen chocoprinsen geworden, gewoon een van de talloze pakken koekjes in mijn leven die ik straks zal zijn vergeten.
 
Dat komt allemaal door die empathie, die heus niet altijd ergens goed voor is.