Het was al bijna donker toen de bel ging. Ik liep naar de deur en dacht dat je eigenlijk ’s avonds niet meer open zou moeten doen.

Het kan ook een gek zijn. Ik stelde me een gevaarlijke idioot voor en hoe snel zo iemand zich over de drempel werpt en je overmeestert. Ik vertraagde mijn pas, maar was al in de gang.

Als ik een spannende film kijk, verbaas ik me er altijd over dat wanneer alle tekenen erop wijzen dat er iets gaat gebeuren, het gevaar omstandig wordt aangekondigd, ik toch nog schrik wanneer de schurk tevoorschijn springt. De geest maakt zich klaar om te schrikken en doet het dan nog ook.

In de realiteit is het niet anders.

Toen ik die avond, zeer op mijn hoede, dan toch die deur opendeed, zag ik een lange man met een enorme glimlach.

Hij vroeg: ‘Wilt u ook kinderpostzegels?’ en ik dacht: Zie je nou wel, een gek.

‘Nee dank u,’ zei ik en ik sloot de deur weer snel.

Mijn hart klopte in mijn keel toen ik terug naar de woonkamer liep. Ik was ternauwernood ontsnapt aan een groot gevaar. Die man was twee koppen groter dan ik en in de kracht van zijn leven.

Maar alhoewel ik in mijn logica het juiste had gedaan, was er toch een spoor van verwarring. Het verhaal klopte wel heel erg goed. De werkelijkheid sluit anders nooit zo nauw aan op mijn angsten.

Het gezicht van de man die de gevaarlijke gek had moeten zijn, bleef ik voor me zien, en langzaamaan werd het vertrouwder. De realiteit sijpelde naar binnen: Die man van daarnet leek verdacht veel op de overbuurman. Al had de overbuurman veel langer haar. Ja, de man leek op de overbuurman die naar de kapper was geweest. Ik kende die man. Het was de overbuurman.

De telefoon ging en ik wist dat het de overburen waren. Ik kreeg haar aan de lijn. Ze was net bevallen van een dochter. Haar man was het komen vertellen en hij had maar wat lolligs geroepen in zijn euforie.

‘Zijn haar is korter,’ stamelde ik, ‘gefeliciteerd’, ‘hoe is het’ en iets over dingen die je niet moet denken voor je een deur opendoet.