Ik deed deze zomer iets onhandigs met kamperen in een warm land.

Als we moe en verbrand waren moesten we in een tent liggen waar het zo mogelijk nog warmer was. Als we eindelijk in slaap vielen zat er naast de tent een krekel die ons weer wakker maakte. Er was ook een campingdisco die tot diep in de nacht doorging, maar eerlijk is eerlijk, die krekel was het ergst.

Toen ik de week erop midden in mijn eigen stad in de stromende regen mijn fiets met een roestig slot stond vast te maken aan een lantaarnpaal was ik gelukkig. Ik wist dat ik zo een café in ging waar het droog was. Er kon geschuild worden. Er was een aangename plek heel dichtbij met de juiste temperatuur.

Ook zonder tent, gewoon in mijn eigen stad ben ik slecht in zomer. Toen de laatste mooie dagen dan eindelijk voorbij waren was ik opgelucht dat het weer achter de rug was. Geen groter genot dan natgeregend met mijn dochter thuis komen, onze kleren uittrekken, pyjama’s aan en de gordijnen vroeg dicht. Schuilen. Ik hou nogal van schuilen. Wanneer je dit in de zomer doet, die gordijnen dicht en de wereld ­buitensluiten, lijk je te schuilen voor geluk.

Als er iemand onverwachts langskomt, dan sluit zo iemand zich niet gezellig aan maar zegt: ‘Je moet naar buiten.’

In de zomer hoor ik overal mensen feesten, ik ruik barbecues. Als ik een gloeilamp ga kopen bij de Blokker loop ik langs over­volle terrassen. Ik heb constant het gevoel dat ik iets mis.

Mijn hele regelmaat is ook naar de klote. De school van mijn dochter is dicht. Mijn vrienden zijn op reis.

Nu alles weer normaal is leef ik op. Ik stond deze week in de motregen mijn ramen te zemen en ik dacht: De herfst is mijn voorjaar.

Ik hou van de zon als hij tussen twee buien door de straat oplicht, niet als hij zich de hele dag aan je opdringt.

Het moet nog wel een paar graden kouder worden, want mijn jas is te warm en ik hou ervan om een jas nodig te hebben. Iets dat me moet beschermen.

Ik heb weer nodig waar je van moet vluchten met een veilige haven op fietsafstand. Je weet precies waar je last van hebt als je in de regen door de stad fietst, je weet wat je doel is en iedereen begrijpt je.