Er viel laatst een klodder mayonaise op de zoutpot en ik lachte hardop. Nu is dat normaal gesproken niet zo heel grappig, maar ik was een paar dagen alleen en vanzelf kregen de voorwerpen menselijker trekken en zag de zoutpot er sullig uit met die mayonaise op zijn voorhoofd.

Op een drukke dag, met vrienden en kinderen om me heen, is het nooit zo grappig als er een vlek op de zoutpot zit. Dan heeft de zoutpot ook geen voorhoofd, laat staan dat de mayonaise in zijn ogen dreigt de druipen.
De wereld verandert rap als je alleen bent.
Tot voor kort keek ik vanachter mijn keukentafel uit op de schutting die mijn tuin van die van de buren afscheidde. Omdat de schutting oud was en vervangen moest, hebben we er alvast een flink deel van weggehaald. Nu kijk ik niet meer tegen die muur aan, maar naar de tuin van de buren, naar hun huis, hun ramen, de vage bewegingen erachter.
Het verschil is enorm. Ik zit meteen minder alleen aan mijn keukentafel en dat bevalt me.
Als je naar een muur kijkt, kijk je toch min of meer naar jezelf, maar als je naar de buren kijkt, kijk je naar de wereld en de wereld kijkt naar jou.
Ik zou het iedereen willen aanraden; alle schuttingen weg. Privacy is een gevaarlijk goed.
In het Chinees handboek van tuinieren uit 1635 wordt al gesproken van ‘geleend landschap’, te verdelen in vier categorieën.
Zo kun je landschap van boven lenen: wolken, sterren, de zon en de maan.
Je leent van onder: de rotsen, poelen, de kleigrond of wat het ook is, waar je tuin op rust.
Je kunt van ver lenen: bergen en meren waar je op uitkijkt.
En – voor de stadsmensen de interessantste – het aangrenzend lenen: het huis en de tuin van je buren.
Nu ik een beetje van het leven van mijn buren leen, en zij van het mijne, voel ik me zelf ook onderdeel van het landschap.
Als ik de stad in loop, zie ik ineens hoe de mensen de kleuren van mijn nieuwe winterjas lenen.
Gewoon onze schuttingen weghalen, vitrages misschien ook maar eens verbieden.  
Overvloeien in andere levens. Jezelf aan de wereld uitlenen.