Esther Gerritsen neemt in haar nieuwe column zowel het stuur over in de auto als in haar leven.

Ik ben de bijrijder, dat ben ik al lang niet meer gewend. Ik zit rustig naast hem, staar naar de weilanden waar we langsrijden en denk niet veel meer dan: dat ben ik al lang niet meer gewend. Na een paar uur stopt hij op een parkeerplaats. Ik vraag waarom, hij zegt niets. Hij stapt de auto uit, loopt naar mijn kant en geeft me de autosleutels. Ik moet rijden. Ik dacht dat ik ontspannen was, kalm naast hem had gezeten, maar pas als ik op de snelweg invoeg, mijn handen losjes op het stuur, merk ik dat mijn schouders zakken en dat ik opluchting voel. Nu ik de baas over het stuur ben, voelt de wereld weer vertrouwd en ik ben tevreden. Ik vind het een curieuze gewaarwording en vergeet het weer. Maar de keer erop als we samen een eind moeten rijden, gebeurt precies hetzelfde: Ik denk dat ik heel ontspannen naast hem zit, maar voel opluchting zodra ik zelf rij.

Ooit was dat andersom in mijn leven. Ik was vijfendertig toen ik mijn rijbewijs haalde. Daarvoor had ik mij decennialang zeer tevreden laten vervoeren. Sowieso vond ik het ooit prettig om alle verantwoordelijkheden in het leven bij een ander neer te leggen. Er is zelfs een tijd geweest waarin ik weigerde alleen een wasmachinereparateur in huis te ontvangen. Dat hoorde bij de volwassen taken waartoe ik mijzelf niet in staat achtte. Ik ben erg langzaam volwassen geworden. Ik denk dat mijn volwassenheid ergens na mijn 109de rijles moet zijn begonnen.

In mijn leven is er nu slechts één klein karwei over dat ik gemakkelijk zelf zou moeten kunnen, maar dat ik de laatste zes jaar heb laten doen door respectievelijk de linkerbuurman, mijn ex, de verwarmingsmonteur en de rechterbuurman. Dat is het bijvullen van de verwarmingsketel. Ik had beter moeten opletten, het is een klus van niets, maar blijkbaar roept de verwarmingsketel steeds weer een oude hulpeloosheid bij me op.

Ik begon het eigenlijk wel amusant te vinden dat ik het nog steeds uitbesteedde. Ik moest zelfs hardop lachen toen ik het mijn buurman laatst weer vroeg. Alsof ik hulp nodig had om mijn veters te strikken. Ik zei tegen hem dat ik nu echt goed zou opletten. Goede kans, dat ik het de volgende keer alleen kan. Dan kan ik eindelijk alles zelf. En ondertussen moet ik opnieuw leren om een bijrijder te zijn.