Esther Gerritsen wil best opruimen, als het maar beter wordt dan daarvoor.

In de stad liggen de afgedankte kerstbomen aan de kant van de weg, sommige half op het fietspad. Het is ijskoud. Ik ben op weg naar de eerste werkafspraak in het nieuwe jaar. 

Ik loop het kantoor binnen waar ik moet zijn en hoor de vrouw met wie ik heb afgesproken tegen iemand zeggen: ‘De totale zinloosheid…’ De feestdagen worden besproken en ze vertelt net dat ze moest huilen toen ze de piek van de kerstboom nam. Natuurlijk, dat vergt geen uitleg. De totale zinloosheid komt nu eenmaal niet beter binnen dan op het moment waarop je de kerstboom aftuigt. Als ik naar huis fiets, tel ik opnieuw de dode bomen langs het fietspad. Volgend jaar koop ik weer een boom, dat weet ik zeker, en toch moet ik er nu niet aan denken.

Toen ik de boom dit jaar aftuigde, deed ik het snel en doortastend. Weg ermee. Ik maakte meteen het hele huis schoon, nam ook afscheid van mijn enige kamerplant en verplaatste de meubels. Alles moest anders. Zelden maak ik het huis goed schoon zonder ook de meubels te verplaatsen. Dat komt omdat ik niet alleen bij het aftuigen van een kerstboom, maar bij elke opruimklus overvallen word door een gevoel van totale zinloosheid. Straks is het toch weer smerig. Maar als ik tegelijkertijd de boel verplaats, herinricht, is alles fris en nieuw en nog beter dan voor de rommel. Dan ben ik niet aan het herstellen, dan ben ik aan het creëren. 

Als ik na een feestje opruim, merk ik graag op dat de kast met glazen nu tenminste een keer helemaal leeg is, zodat ik de plank kan schoonmaken en meteen die glazen opnieuw kan ordenen. De troep moet en zal zin hebben. Zo zette mijn buurman de vloer in de was op 1 januari, want de meubels waren toch net verplaatst voor het feestje van de dag ervoor. Precies. 

Vraag mij: ‘Heb je zin om het speelgoed terug in de kast te zetten naar waar het stond?’ Dan zeg ik: ‘Nee, daar heb ik geen zin in.’ Vraag mij: ‘Heb je zin om de hele speelgoedkast uit te ruimen en weer in, en alles nu eens geweldig goed in te richten?’ Dan roep ik: ‘Ja, graag.’ Het moet beter worden dan het was, dan ben ik overal voor in. Ik neem geen genoegen met het herstellen van de normaliteit. Op huishoudelijk vlak ben ik een wereldverbeteraar.