Nicolaas heeft in de sportschool een ongemakkelijk gesprek met een verkrampte yogalerares – en verandert spontaan in een schaap met zijn pootjes omhoog.

Het ruikt er zoals alleen yogaklassen ruiken: naar zweet, bloemenolie en een zure zweem van vaginaflora. Ik sta in een zaal van mijn sportschool. De laatste les is al een kwartier voorbij; mijn fysiotherapeute wil er met mij wat ontspanningsoefeningen doen, zodat we in alle rust aan mijn hollebolle rug kunnen werken.

De dienstdoende yogajuf staat er nog te praten met een leerling – over de heilzaamheid van yoga. Ze doet dat nét wat te enthousiast, alsof ze zichzelf nog moet overtuigen van het feit dat ze echt lekker bezig is. Mijn fysiotherapeute en ik wachten vrolijk tot de dames weggaan.

Dat blijft niet onopgemerkt bij de yogajuf. Na een paar minuten richt ze zich tot ons, alsof ze ons pas net in de gaten heeft.

Op zéér vriendelijke toon: ‘O hallo, hebben jullie een reservering hier?

‘Nee, we gaan paar oefeningen doen’, zeg ik vriendelijk terug.

De yogajuf glimlacht harder terug en vervolgt: ‘Nee oké, want anders was ik jullie natuurlijk aan het ophouden.’

Er trekt een mist op in mijn hoofd. Er wordt in een paar zinnen te veel gecommuniceerd: de yogajuf verontschuldigt zich, en toch heb ik het idee dat ík me schuldig moet voelen. Ze weet dat we hier niet gereserveerd hebben; dat kan namelijk niet bij deze sportschool. En als ze dat weet, kan ze onmogelijk concluderen dat zij ons ophoudt. De yogajuf bedoelt het omgekeerde: wij storen haar. Maar dat communiceert ze alleen via een onderstroom bij haar tekst en bij haar gelaatsuitdrukking.

Het is te laat: we zijn in een fuik van passieve agressie gezwommen. Help!

Haar zinnen eindigen steeds een octaaf hoger, waardoor elke zin aan het eind een retorisch ommezwaai maakt die alle woorden ervoor losweken van hun werkelijke betekenis. De kneepjes in haar keel zetten de klanken op spanning. Haar ogen fonkelen, alsof iemand een geweer tegen haar slaap houdt. Er is hier een krachtmeting gaande, verhuld als vriendelijke vraag. Mijn fysiotherapeute en ik kijken elkaar met grote ogen aan. Het is te laat: we zijn in een fuik van passieve agressie gezwommen. Help!

Het probleem dat ik heb met passief-agressieve mensen is niet alleen hun onvermogen om hun spanningen op een gezonde manier te ventileren. Het is vooral ook mijn onvermogen om er adequaat op te reageren. Ik weet nooit hoe ik me moet weren tegen de heimelijke steken van de passieve agressor. Tenminste niet op het moment zelf; ik weet het uren later, als ik de situatie nog eens dunnetjes overdoe in mijn hoofd. Maar op het moment zelf verander ik altijd in een schaapje met zijn pootjes in de lucht. Verward en verlamd, omdat een initieel veilige situatie opeens onveilig blijkt. Passieve agressie is een sluipmoordenaar.

Ik kijk naar de yogajuf. Ze loopt in militante pas naar haar tas. Hoe harder ze veinst in controle en voorkomend te zijn, des te meer de spanningen aan alle kanten uit haar lijf ontsnappen. ‘Ik pak nog even mijn spulletjes, dan kan ik weg en dan hebben jullie geen last meer van mij.’ Ze loopt de zaal uit.

‘Daar meen je helemaal NIETS van! Doe even lekker normaal. Misschien moet je zelf nog even in de childs pose liggen!’

Schreeuw ik. Een paar uur later.