Als een vriend van Tim huilend bij hem aanklopt, probeert hij hem te helpen.

Laat op de avond krijg ik een sms'je van een vriend waarin hij vraagt of hij langs mag komen. Als ik een half uur later de deur open doe om hem binnen te laten hebben we aan één blik genoeg. Ik doe de deur langzaam dicht. Alsof ik daarmee zijn pijn een beetje kan verzachten.

Hij is op de rand van mijn bed gaan zitten en kijkt naar de vloer. Zijn handen houden elkaar vast. Ze knijpen elkaar waardoor het vuisten worden. Het zijn geen boze, maar wanhopige vuisten. Hij sluit zijn ogen. Ik kom langzaam dichterbij. Ik zie dat hij hoort dat ik nu in de deuropening van mijn slaapkamer sta. Vlakbij hem. Hij zegt niks. Ik kom dichterbij, buig door mijn knieën en begin zijn veters los te maken. Ik til zijn benen net zo voorzichtig omhoog als ik de deur sloot en leg hem op bed. Zijn jas heeft hij nog aan. Ik loop om mijn bed heen en ga aan de andere kant naast hem liggen.

Zo liggen we daar. Met onze buiken omhoog. Ik staar naar het plafond en merk dat ik het ritme van zijn ademhaling overneem. Misschien doe je dat als je de woorden niet kan vinden, dan adem je mee. De tranen biggelen in stilte over zijn wangen. Weinig woorden zijn zo treffend als biggelen, want dat is precies wat tranen doen. Ik weet niet of ik iets moet zeggen of dat het even goed is zo. Iedere keer als ik bijna iets wil zeggen ben ik bang dat hij tegelijkertijd ook iets zegt. Dus ik zeg niks. De stilte als een dekentje op een koud terras.

Dan snikt hij dat het uit is. Dat zijn vriend hem niet meer wil zien. Dat hij niet begrijpt hoe iemand die zo dichtbij was nu zo ver weg kan zijn. Dat de bindingsangst heeft plaatsgemaakt voor verlatingsangst. Hoe hij zich midden in de nacht verloor met twee flessen wijn en een telefoon. En dat niemand hem terugvond.

Ik zoek naar woorden. Zinnen. Komma's die hem kunnen troosten. Die de pijn iets minder hoekig maken. Ik kan de pijn niet stoppen maar misschien wel ronder maken. Minder scherp. Maar ik vind niks. Want ik voel wat hij voelt. Dus ik zoek met mijn rechterhand naar zijn linkerhand maar hij heeft mijn hand al voor ik die van hem heb. 

Hij knijpt erin alsof het een touw is waardoor hij niet van de berg valt. Het is nacht, we liggen hand in hand op bed en op de muur danst de schaduw van wat was.

meer columns van tim

  • Tim den Besten is programmamaker bij de VPRO. Zo maakte hij korte maar krachtige interviews in Zomergifjes, ging hij achter de geraniums kijken in Oudtopia en knuffelde hij veel dieren voor het Villa Achterwerk programma Beestieboys. Tim zit ook op twitter en hij schrijft wekelijks een column voor vpro.nl