Toen ik net in de Amsterdamse Spaarndammerbuurt woonde, stond er op een ochtend een man op de stoep die vroeg of ik aardappelen wilde kopen.

Toen ik net in de Amsterdamse Spaarndammerbuurt woonde, stond er op een ochtend een man op de stoep die vroeg of ik aardappelen wilde kopen. Het was een boer die wekelijks door de buurt trok, totdat hij ergens in de jaren negentig van de vorige eeuw verdween in de mist van de tijd. Het was overigens niet boer Sjors die ik tegenkwam in een fotoboek over de buurt. De mensheid bestond voor hem uit boeren en stadsratten of flatkatten; Sjors die in een oude bouwkeet aan de rand van de stad woonde, zonder radio, televisie, elektriciteit, stromend water, en die zijn stadse klanten vanuit telefooncellen luidruchtig – want zo’n apparaat viel niet te vertrouwen – liet weten dat de eierprijzen weer omhoog waren gegaan.