Natalie Righton was oorlogscorrespondent in Afghanistan. Gewapend met hoofddoek en opschrijfboek probeerde ze zo evenwichtig mogelijk verslag te doen. Haar extreme leven is nu te zien in een VPRO-drieluik.

Extreem leven. Natalie Righton in Afghanistan
Zondag, Nederland 2, 20.20-21.20 uur

Wanneer we met Natalie Righton lunchen in Nieuwspoort in Den Haag, is de frons in haar voorhoofd verdwenen. Haar huid is niet meer bleek, maar gezond van kleur en ze heeft geen kringen meer onder haar ogen. Ze zit met haar rug naar de deur, maar dat deert haar hier niet. Den Haag is geen Kabul. Hoewel: ‘Ik zie de politieke partijen een beetje als strijdende stammen: elke partij heeft zijn krijgsheer en met woorden proberen ze elkaar af te maken. Als journalist moet je daar tussendoor laveren. Het verschil is alleen dat ze hier geen kalasjnikovs hebben en in Afghanistan wel.’
Righton (1976) was drie jaar correspondent voor de Volkskrant in Kabul. Avonturendrang, reislust en journalistieke interesse trokken haar naar Afghanistan. ‘De oorlog tegen terrorisme is de belangrijkste van onze tijd.’ Ze maakte vooraf een uitgebreid veiligheidsplan. Op het bureaublad van de hoofdredactie van de Volkskrant stond een document met een draaiboek in het geval van ontvoering. ‘De eerste uren zijn dan cruciaal. Je moet dus geen amateuristisch geklooi hebben.’
Die vastberaden houding komt ook naar voren in haar bij vlagen ijzingwekkende boek Duizend dagen extreem leven. Een nog indringender beeld geeft de driedelige documentaire die de vpro vanaf zondag uitzendt. Daarin zien we haar in haar dagelijks leven in Kabul, op reis door de provincies Wardak en Kunduz en bij de militairen op de Nederlandse politietrainingsmissie. Het bestaan van een oorlogscorrespondent betekent veel onderweg zijn in een rammelende auto over stoffige wegen, talloze kopjes beleefdheidsthee drinken, steeds afwegen wie te vertrouwen is en nooit langer dan drie uur op een plek blijven. Want constant is er de zeer reële dreiging dat ze ontvoerd wordt, gewond raakt of gedood wordt bij een bomaanslag. De beelden werden gefilmd door fotograaf Ton Koene, en eindredacteur Stefanie de Brouwer smeedde de tientallen uren aan ruw materiaal tot een fascinerend relaas. ‘Ton stelde voor een filmpje te maken voor de familie thuis, maar al snel bleek dat er meer in zat. Het materiaal geeft een heel rauw beeld van hoe ik daar leefde. Vaak had ik niet in de gaten dat ik gefilmd werd. Je ziet me scheldend, rokend, net wakker en heel erg moe. Dat komt ook doordat Ton zo dicht bij mij kan komen, we hebben een relatie gehad en zijn nog steeds heel goed bevriend.’

Boerka
Hier draagt ze op een werkdag een elegante jurk met open hals en losse haren. Ze drinkt cola light en lepelt met haar opvallend kleine handen een kopje paddenstoelensoep leeg. In Afghanistan droeg ze dagelijks een lange broek met daarover een wijde jurk en lange wollen jas. Om haar hoofd sloeg ze een hoofddoek en onderweg ging daar vaak ook nog een boerka overheen. Over haar schouder hing altijd een tas met identiteitspapieren, meerdere telefoons en het calamiteitenplan. Als vrouwelijke journalist moest ze zichzelf dubbel bewijzen. ‘Als westerse vrouw in je eentje door Kabul lopen is bedreigend. Afghaanse jonge mannen vallen me constant hinderlijk en seksueel intimiderend lastig. Ze gaan aan me zitten, versperren de weg, lopen of rijden met me mee. Als ik samen met een man rondloop, gebeurt dat vrijwel niet. Ik moest snel duidelijk maken dat mannen geen misbruik van me konden maken. Onderdeel van ons veiligheidsbeleid was dat ik de baas speelde. Ik gaf opdrachten en betaalde de rekening. Dan raakten ze in de war.’

Kritisch
Righton is niet zo groot en heeft bruine ogen. Toch herkende iedereen haar – ook in Afghaanse kledij – onmiddellijk als westerling, behalve de militairen. Vooral Amerikanen richtten direct hun wapen op haar. Dan moest ze haastig duidelijk maken dat ze journalist was en geen bom onder haar soepjurk droeg. En ook dan bleef de verhouding gespannen. In tegenstelling tot andere journalisten reisde Righton meestal unembedded rond. Haar kritische artikelen over de politietraining in Kunduz vielen niet altijd in goede aarde bij defensievoorlichters. ‘Ik heb eigenlijk niets negatiefs geschreven over de Nederlandse militairen en hun werk daar, maar meer over de Haagse regels, die in de praktijk niet realistisch waren. Daar heb ik veel discussies over gehad. Ik bleef uitleggen dat het mijn rol als journalist is om in een oorlog verslag te doen van alle strijdende partijen. Familieleden van militairen in Nederland geruststellen is niet mijn baan.’
Maar evenwichtige verslaggeving betekent ook de mening van de Taliban weergeven. Het contact verliep vooral telefonisch. ‘De Taliban zien mij niet als de vijand, maar als een vehikel om hun boodschap naar buiten te brengen. Ik stelde wel voor om ze te ontmoeten, maar ze hebben dat altijd beleefd afgewezen. Ze vonden het zelf ook te gevaarlijk. Ze waren bang dat ik van de cia was, of dat mijn locatie getraceerd werd. Ik heb natuurlijk wel Taliban ontmoet, maar die stellen zich niet als zodanig voor.’

‘Onderdeel van ons veiligheidsbeleid was dat ik de baas speelde. Ik gaf opdrachten en betaalde de rekening. Dan raakten die Afghaanse mannen in de war.’

Wegwezen
De verslaggeefster ging op bomaanslagen af, waar ze de gruwelijkste taferelen zag: doden, zwaargewonden, kinderen met afgerukte ledematen. Kapotgeschoten dorpen toonden haar dat de militairen de situatie duidelijk niet onder controle hadden, evenmin als de lokale gezagsdragers. Een keer ging een bom af in de supermarkt waar ze haar dagelijkse boodschappen deed. Op weg naar Kunduz, zien we in de documentaire, aten ze in de auto en droeg Righton een boerka. Als criminelen erachter zouden komen dat er buitenlanders onderweg zijn, wordt ze ontvoerd of vermoord. In Kunduz onderzocht ze een reeks moorden op jonge meisjes. Een diepbedroefde vader toonde haar het lijkje van zijn dochter in het mortuarium. Het rechtssysteem blijkt veel te wensen over te laten.
Verslag doen van de oorlog betekent zeventig procent van de tijd: informatie inwinnen over de veiligheidssituatie en afwegen of het verantwoord is ergens heen te gaan. Daarbij werd Righton geholpen door een breedgeschouderde tolk/fixer/bodyguard. ‘Hij regelt afspraken, maar geeft ook veiligheidsadvies. Op het laatst werkte ik eigenlijk altijd met twee personen, ook om veiligheidsredenen. Een van hen stond bij me het interview te vertalen en de ander een stukje verderop om overzicht te houden.’
Regelmatig zei een vertaler: ‘We kunnen nu maar beter gaan.’ Dat klinkt vriendelijk, maar betekent: ‘We moeten onmiddellijk wegwezen, het is gevaarlijk.’ Dat gebeurde bijvoorbeeld bij samenscholingen. ‘Als ik in de stad ga interviewen, staan er binnen dertig seconden vijftig mensen om ons heen. Er kan dan van alles gebeuren. Iemand kan een bom bij zich hebben of ze kunnen mij bespringen. Soms is er ook een directe aanleiding. Inmiddels ben ik zo ver dat ik die ook wel zie. Dan loopt twee keer dezelfde persoon voorbij, die dan gaat stilstaan en bellen. Dan is het tijd om een andere locatie te vinden. Dat is heel stressvol en vermoeiend. Als je me ziet lopen in Kunduz, denk je misschien: goh, ziet er best gezellig uit, wat marktkraampjes op straat. Maar dat is het niet. Een kennis van mij is daar vorige week opgeblazen. Samen met zijn vader, zijn neef en alle jongetjes uit de familie. Dat gebeurt regelmatig.’

Adrenaline
Rightons eigen huis in het centrum van Kabul was een veilige haven. Achter een stevige omheining en onder permanente bewaking woonde ze daar met een aantal huisgenoten. In de tuin kon ze haar hoofddoek afdoen en ontspannen. Maar eind 2012 begon de stress zijn tol te eisen. Ze ging zichzelf herkennen in de doorgewinterde oorlogsverslaggevers in de westerse bars waar ze weleens kwam om een biertje te drinken of te werken als de elektriciteit thuis weer eens uitviel. ‘Het correspondentencircuit is een wereldje waarin veel mensen trauma’s hebben en altijd vol adrenaline zitten. Dat betekent slecht slapen, veel drinken, veel roken. Een jachtige levensstijl, waar je volgens mij uiteindelijk niet gelukkig van wordt. Ik besloot op een andere manier met de oorlogsstress om te gaan: rust, reinheid en regelmaat. Ik stopte met drinken en roken, ging op tijd naar bed en dagelijks hardlopen in de sportschool van een duur hotel. Maar nog steeds merkte ik dat ik het moeilijk kreeg met wat ik allemaal zag.’
Eind 2012 was de batterij op. ‘Ik ben een heel stabiel persoon, dat ben ik nog steeds. Ik heb ook geen last van nachtmerries of zo. Maar er zijn incidenten geweest dat het me even teveel werd. Als die momenten elkaar sneller gaan opvolgen, is het tijd om te gaan. En ik miste Nederland. Ik wilde weer eens lekker zorgeloos fietsen door Amsterdam. Maar ik voelde me ook schuldig, want wat ik meemaakte, is natuurlijk niets vergeleken met wat de Afghanen al dertig jaar meemaken.’

‘De meeste troepenmachten vertrekken omdat men oorlogsmoe is. Het publiek thuis wil het niet meer. Maar het Afghaanse leger en de politie zijn er niet klaar voor om de situatie te beheersen.’

Haat
Het ingrijpen van westerse militairen heeft Rightons tijdelijke thuisland niet veel opgeleverd. In 2001 was de Afghaanse bevolking nog blij verlost te zijn van het juk van de Taliban. Maar nu groeit de haat tegen het Westen. ‘Het gevaar om als westerling ontvoerd of gedood te worden wordt groter, dat merk je. Ik was afgelopen week nog in Kunduz, omdat ik het verhaal van de politiemissie blijf volgen. De politieagent op de centrale rotonde zei: snel wegwezen hier, dit is de favoriete plek van zelfmoordterroristen om zich op te blazen. Hij wilde niet dat ik bij hem stond, want ik lever gevaar op voor hem. Ook mijn hoogopgeleide en liberale Afghaanse vrienden hebben een afkeer van het Westen. Ze beschouwen de Taliban niet als terroristen en onderdrukkers, maar als vrijheidsstrijders. Veel westerlingen begrijpen dat niet of willen dat niet begrijpen. Afghanistan is niet door buitenlandse ingreep te stabiliseren, want ze gaan nooit weg. Het zijn immers de broers van de politieagenten. Ze zijn diepgeworteld in de cultuur, het is hun land.’
Righton woont nu weer in Amsterdam en treint dagelijks naar Den Haag voor haar werk als parlementair verslaggever. ‘Het is niet saai,’ benadrukt ze. ‘Hier wordt ook veel nieuws gemaakt. En ik ben blij dat ik niet de hele dag over mijn schouder hoef te kijken.’ De Nederlandse politietrainingsmissie eindigt in juli. Ook het ontwikkelingswerk in Uruzgan stopt. De oorlog in Afghanistan is ingehaald door urgentere brandhaarden. ‘Sinds de Arabische lente zijn veel correspondenten verplaatst naar Egypte of Libanon. In Afghanistan duurt het conflict al tien jaar. De meeste troepenmachten vertrekken. Niet omdat de doelen zijn bereikt, maar omdat men oorlogsmoe is. Het publiek thuis wil het niet meer. Het Afghaanse leger en de politie zijn er niet klaar voor om de situatie te beheersen. Deze exitstrategie is gewoon een manier om met opgeheven hoofd weg te kunnen.’