De penny portraits van Mike Disfarmer (1882-1959) doen tegenwoordig duizenden dollars.

Close up
Nederland 2, 22.45-23.45 uur

Eigenlijk heette hij Michael Meyer, in 1882 geboren als zoon van Duitse immigranten die in Stuttgart, Arkansas waren beland. Na de dood van vader, die rijst verbouwde, verhuisde Michael met zijn moeder en haar zes kinderen naar het bergdorpje Heber Springs, ook Arkansas. Voortaan noemde hij zich Mike Disfarmer. ‘Meier’ is Duits voor keuterboer en Mike wilde geen boer zijn maar fotograaf. Hij leerde het zichzelf, bouwde in Heber Springs een studio en kon zich, samen met een compagnon, bedruipen als portretfotograaf. Voor een grijpstuiver lieten de dorpelingen zich in hun zondagse goed door hem vereeuwigen.
Tot zover niks bijzonders, Mike Disfarmer leek een dorpsfotograaf als alle andere en hield dit zijn hele leven vol. Pas in de jaren zeventig – hij overleed in 1959 – werd zijn artistiek genie door de buitenwacht onderkend. Tegenwoordig doen zijn penny portraits duizenden dollars en is zijn werk, dat wordt vergeleken met dat van August Sander, Irving Penn en Diane Arbus, in New Yorkse musea te zien.
Vanwaar die uitgestelde waardering? Disfarmer leidde een teruggetrokken bestaan. Buiten de studio kwam en fotografeerde hij nauwelijks. De dorpelingen vonden de vrijgezel maar een excentriekeling, zij het een vakman die al voor 25 dollarcent echt werk maakte van je portret of familieportret. Disfarmer kon eindeloos zoeken naar de juiste belichting voor hij afdrukte, maar beschouwde zich uitsluitend als ambachtsman en niet als kunstenaar. Een zelfportret laat ook geen artiest zien, maar een doorsnee plattelander met flaporen, die niet meer nastreefde dan het zorgvuldig kieken van klanten. Toch krijgen al die eenvoudige mannen met hoeden en vrouwen in bloemetjesjurken in hun gestolde alledaagsheid iets voornaams en verhevens – het waarmerk van de kunstenaar, die in zijn directe, eerlijke portretten het Amerikaanse platteland vanaf de Eerste Wereldoorlog tot aan de vroege jaren vijftig vastlegde.
Na zijn dood trof de nieuwe bewoner naast duizenden in filmblikken verstopte dollars ook drieduizend glasplaatnegatieven aan. Hij bewaarde ze ‘voor later’ en stuurde er in 1974 een paar naar een fotograaf die in weekblad The Arkansas Sun oude portretfoto’s liet afdrukken. Een jaar later bereikten Disfarmers portretten ook vakblad Modern Photography, waarna de kunstwereld zich op deze onbekende fotograaf stortte en men in Arkansas opeens naarstig in oude familiefotoalbums ging snuffelen.
In de documentaire Mike Disfarmer – A Portrait of America (2010) van Martin Lavut gaat het over Disfarmers werk, ziijn invloed op de New Yorkse kunstwereld en wat hij heeft betekend voor Herber Springs.