In de NTR-serie Nederland in 7 overstromingen gidst Frank Westerman ons langs watersnoden die bepalend zijn geweest voor ons land en zijn bewoners. ‘We koppelen een ramp uit 1170 aan de macht van de huidige waterschappen en onze overlegcultuur.’

Nederland in 7 overstromingen
Vrijdag, nederland 2, 21.10-22.00 uur

The making of ‘Nederland in 7 over­stromingen’
Vrijdag, HollandDoc24, 21.51-22.07 uur
 
Frank Westerman zit er monter bij in het Amsterdamse café op een steenworp van zijn huis. Zijn nieuwe boek Stikvallei is uit, en hij maakt deze week zijn debuut als tv-presentator in Nederland in 7 overstromingen. De twee projecten overlapten enigszins, waardoor het boek later uitkwam dan verwacht. Maar daarvan is het volgens de schrijver alleen maar beter geworden.
Van de televisieopnames herinnert Westerman zich vooral de kou. In een van de guurste lentes sinds jaren, stond hij vrijwel dagelijks langs de waterkant. ‘Meestal op een onbeschutte dijk, met een gevoelstemperatuur van min zeventien.’ En, wijzend op het dunne leren jack dat over zijn stoel hangt: ‘In dat jasje. Dat moest vanwege de herkenbaarheid.’

Toch zien we Westerman in de serie niet alleen maar blauwbekken. In de eerste aflevering maakt hij een ontspannen fietstochtje door het rivierenlandschap dat begin negentiende eeuw geregeld werd geteisterd door watersnoden. Even later zit hij in een bootje op een dijk bij Gorinchem. Precies op deze plek raakte koning Lodewijk Napoleon in 1809 beklemd tussen kruiend ijs, toen hij de slachtoffers van een overstroming een hart onder de riem kwam steken. De koning kon maar ternauwernood in veiligheid worden gebracht.

Met sluiswachter Jolijt de Jogh van de sluis in Spaarndam

Op dit punt slaat Westerman, zoals in iedere uitzending, een bruggetje naar het heden. Want Lodewijk Napoleon liet het niet alleen bij woorden. Hij gaf ook opdracht prenten en gedichten te maken om geld in te zamelen voor de getroffenen. ‘Hier is onze liefdadigheidscultuur begonnen,’ zegt Westerman. ‘Dat heeft een traditie gezet die tot op de dag van vandaag voortduurt. Je kunt een rechte lijn trekken tussen die watersnoodpoëzie, een inzamelingsactie als “Beurzen open, dijken dicht” in 1953, en zelfs een evenement als Band Aid. Wat we ook laten zien is hoe we daarin als Nederlanders weer kunnen doorslaan. In 1995 presenteerde Henny Huisman een grote benefietuitzending voor de slachtoffers van een overstroming in de Betuwe. ­Alleen: op het laatste moment bleken de dijken het toch te houden. Er is 82 miljoen gulden opgehaald. Die heeft men toen maar aan het Rode Kruis gegeven. Dat soort ironie, dat vind ik mooi.’

Het presenteren lijkt u heel makkelijk af te gaan. Was dat ook zo?
Frank Westerman: ‘Nee, ik vond het hondsmoeilijk. Ik ben niet bang voor de camera, ik heb live de 4 mei-­lezing gedaan tijdens de Dodenherdenking. Maar dat wil niet zeggen dat je ook kunt presenteren. Daarom heeft de ntr eerst een proefopname gemaakt. Dat ging goed: volgens de eindredacteur was ik enthousiast en had ik luisterogen. Maar daarmee begon het natuurlijk pas.’
 
Wat vond u zo lastig?

‘Interviewen voor televisie is totaal iets anders dan interviewen voor een krant of boek. Het zijn toneelstukjes. Je moet aan je eigen rol denken, maar ook aan die van je gesprekspartners. Terwijl je met ze aan het praten bent, moeten zij op het juiste moment naar een bepaalde plek wijzen, of een brief uit hun binnenzak halen. Het duurde even voordat ik de vaardigheden had om te zorgen dat dit ook gebeurde. Op het laatst aarzelde ik niet om mensen in een halve houdgreep te nemen.’

‘Je kunt een rechte lijn trekken tussen de watersnood­poëzie van 1809, een inzamelingsactie als “Beurzen open, dijken dicht” in 1953, en zelfs een evenement als Band Aid’

Frank Westerman

U moet als presentator ook veel uitleggen. Iets wat u in uw boeken juist vermijdt.
‘Dat klopt. Het zou beter zijn als ik overbodig was, en hoofdrolspelers en getuigen zelf hun verhaal zouden vertellen. Maar zoals onze eindredacteur wijs opmerkte: met ons budget kun je ofwel één reportage maken waarin alles spontaan gebeurt, en die je kunt insturen voor het Idfa. Of je kunt een serie maken met zeven afleveringen maken zoals wij het nu doen.’ 

Sommige van die afleveringen gaan over overstromingen van 800 jaar geleden. Gaat dat mensen boeien?
‘Niet als je het daarbij laat. Daarom is het ook zo belangrijk dat we elk onderwerp naar het heden trekken. Zo koppelen we een rampvloed uit 1170 aan de macht van de huidige waterschappen, en de Nederlandse overlegcultuur. Daarnaast denk ik dat veel mensen net als ik gefascineerd zijn door rampen op zich. Ik ben net geen ramptoerist. Maar het scheelt niet veel.’
 
Wij Nederlanders zijn gevormd door het water, stelt de serie. Geldt dat ook voor u?

‘Zeker. Ik heb waterbouw gestudeerd. Als kind vond ik niets zo leuk als zandkastelen bouwen op het strand. Later heb ik een tijdje fanatiek gewindsurft. Maar wat me misschien onbewust nog sterker heeft gevormd, is een schilderijtje dat vroeger bij ons thuis aan de muur hing. Het was een zeegezicht van de Rotterdammer Meeuwis van Buuren, dat mijn ouders bij hun huwelijk hadden mogen uitzoeken van hun werkgever. Op het schilderij zie je alleen lucht en schuimend zeewater. Er is geen land te bekennen, en toch is het door en door Nederlands.’

Op de fiets met Jan en Sanne Terlouw

Westermans ouders woonden in de Hoeksche Waard, en ontsnapten daarmee ternauwernood aan de grootste overstroming die Nederland de vorige eeuw kende: de watersnoodramp van 1953. Ook deze komt aan bod in de serie, en wordt gekoppeld aan het thema religie. Van oudsher werden rampen immers vaak beschouwd als straf van God. Toen het noorden van Nederland in 1219 werd getroffen door een overstroming, nam de monnik Emo de schuld op zich: hij had gezondigd. Maar ook in 1953 waren er veel mensen die de ramp verklaarden vanuit hun geloof, zegt Westerman: ‘Trouw had de volgende dag als kop: “Gods adem”. De minister van Verkeer en Waterstaat zei: “Wie zal keren de Hand des Heren?” Er staat een vraagteken achter, maar het antwoord luidt natuurlijk: wij niet.’

En dit waren nog onschuldige teksten.
‘In Zeeuwse publicaties werden de vreselijkste dingen geschreven. Volgens lokale donderprekers hadden de slachtoffers de ramp aan zichzelf te wijten vanwege hun onzedelijke gedrag. Echt schandalig. Maar ook dat is een aspect van wie we zijn.’
 
Een overlevende zegt in de uitzending: ik heb God niet gezien.
‘Ja, indrukwekkend fragment. Die man heet Stoffel van Mourik. Hij had zich samen met zijn familie en buren verschanst op de daken van een paar arbeidershuisjes in Capelle. Die stonden op een ongelukkig punt, waar twee vloedgolven bij elkaar kwamen. Toen de huisjes instortten, heeft Stoffel een stuk hout beetgepakt en is in de Oosterschelde beland. Een etmaal later spoelde hij aan de overzijde aan. Later bleek dat zijn moeder, broer en zussen het niet hadden overleefd. Die man is nu in de tachtig. Ik vaar opnieuw met hem over de Oosterschelde, en vraag of hij die avond God heeft aangeroepen. Waarop hij antwoordt: “Ik heb op hem gewacht, maar God was er niet.” ’

Rampgedichten lezen op de poëzieboot met Marita Mathijsen

Na de ramp kwamen de Deltawerken. Maar zelfs die bieden geen absolute veiligheid, waarschuwen jullie in de slotaflevering. Moeten we echt bang zijn voor een nieuwe watersnood?
‘Ik denk dat het onvermijdelijk is dat het ooit weer misgaat. En daar kun je niet tegenop bouwen. Ik heb gesproken met onze Deltacommissaris Wim Kuijken. Een man als een standbeeld. Die zegt: als puntje bij paaltje komt, vertrouw dan niet op de overheid, maar zorg voor jezelf. Maar dan hebben we het wel over de EDO, de Ergst Denkbare Overstroming.’

Hoe groot is de kans daarop?
‘Dat wilden wij natuurlijk ook graag weten. Daarom zijn we op bezoek geweest in een state of the art zenuwcentrum in Lelystad, waar men continu het weer en de waterstanden in Nederland in gaten houdt. Daar vertelde men dat de EDO kan plaatsvinden als parameters die zij regelmatig zien, op een ongelukkige manier samenkomen. Heel simpel gezegd: er zit te veel water in de rivieren, en je hebt een noordwesterstorm die zorgt dat de kleppen van de stormvloedkeringen niet open kunnen. Als dat 48 uur aanhoudt, zijn we verloren.’
 
En dan?

‘Dan loopt de Randstad onder water. Je krijgt hier geen tsunami zoals in Japan, die alles meesleurt en tot wrakhout vermaalt. Het is het badkuipidee. Het loopt vol. In het allerergste geval zal de schade zo groot zijn dat de Nederlandse economie wordt verpulverd, en Hamburg en Antwerpen het van ons zullen overnemen. Net zoals de Elizabethvloed van 1421 een einde maakte aan de positie van Dordrecht als belangrijkste handelsstad van Nederland.’

‘Volgens lokale donderprekers hadden de slachtoffers de ramp aan zichzelf te wijten vanwege hun onzedelijke gedrag. Echt schandalig. Maar ook dat is een aspect van wie we zijn.’

Frank Westerman

Klinkt onwaarschijnlijk.
‘Ja, dat zeg je nu. Maar men heeft daar dus wel een scenario voor. Dat ontdekte ik pas toen het interview al was afgelopen. We stonden nog even te praten bij een beeldscherm dat aangaf wat er allemaal mis kon gaan. Even tevoren was ons uitgelegd dat er drie fases waren: geel, oranje en rood. Rood was vergelijkbaar met de ramp van ’53. Maar toen ik nog eens keek, viel me een zwart balkje op. “O ja,” zei de directeur schoorvoetend. “Dat is fase zwart. Maar die bestaat alleen theoretisch.” Toen ik doorvroeg, bleek dat ze bij fase zwart niets meer kunnen doen. Dan liggen alle communicatiesystemen plat en is het ieder voor zich. En mocht je willen weten wat daarvoor nodig is: 3,5 meter boven NAP bij Dordrecht. Drieënhalve meter! Dat is helemaal niet zoveel.’

Dus in huize Westerman liggen de kano’s en zaklantaarns al klaar?
‘Nee. Ik heb wel een paar van die preppers gesproken. Mensen die op alles zijn voorbereid. Maar die hebben me niet kunnen overtuigen. Sommigen hebben best een goed verhaal, maar de vraag is: wil je zo leven? Toch heb ik natuurlijk wel even geïnformeerd wat ik moet doen als er onverhoeds een EDO komt. We zitten hier in Amsterdam in dijkkring 14, dat is een van de eerste die zal vollopen. Wat ik te horen kreeg was: probeer niet te vluchten naar hoger gelegen gronden, want dat kan je doodvonnis zijn. Dus mijn advies is: naar zolder, en niet naar de Veluwe.’
 
Nederland in 7 overstromingen – De Zuiderzee loopt nog t/m maart 2015 in het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen. In deze tentoonstelling staat de overstroming van 1916 centraa. 
 
Het gelijknamige boek bij de tv-serie, geschreven door programmamaker Leontine van de Stadt, is verschenen bij Walburg Pers.