Het waarderen van boeken en films met een bepaald aantal sterren is voor de een een handige service, voor de ander een armoedige reductie. Wat vinden critici van het sterrensysteem?

(♦) Dana Linssen, filmrecensent voor o.a. NRC Handelsblad en hoofdredacteur De Filmkrant
‘Mijn persoonlijke mening over sterren, ballen, thumbs up en down bij recensies is simpel: het waarderen van kunst via een rang­orde maakt de kunst en de recensie tot een commodity. Ik vind dat een armoedige reductie. Het sterrensysteem is een vorm van an­alfabetisme, van mensen die denken dat ­lezers niet meer kunnen lezen, en luisteraars of kijkers geen woorden meer begrijpen.
Is dat een teken des tijds? Nemen we onze ­lezers niet serieus genoeg? Aan de ene kant zegt iedereen dat de kunstkritiek geen gezag meer heeft, en aan de andere kant verwachten we dat lezers/luisteraars/kijkers op de meest onberedeneerde vorm van gezag afgaan die er is: sterren tussen nul en vijf, waarbij de daadwerkelijke bandbreedte in de praktijk tussen twee en vier ligt. Het heeft ­alleen een functie bij laaiend enthousiaste kritieken, want die behoeven het minste ­argumentatie en nuance.’

(♦♦♦♦♦) Chris Buur, chef katern ‘V’, ­de Volkskrant
‘De sterrenwaardering is een handig middel om de lezer een stuk in te trekken. Het is een heel compacte manier om veel te vertellen. Als je iets dergelijks tot je beschikking hebt, moet je het volgens mij altijd gebruiken. Maar wel met de belangrijke aantekening dat de ster maar een onderdeel is. Hij werkt in combinatie met een gefundeerde recensie.
De recensent in ‘V’ bepaalt zelf hoeveel sterren hij geeft, maar het is een ongeschreven regel dat je spaarzaam bent met extremen. Makkelijk vijf sterren uitdelen leidt tot inflatie.
Kunstredacteur Wieteke van Zeil heeft een keer zes sterren gegeven. Dat was voor de Leonardo da Vincitentoonstelling in Londen, die was zo indrukwekkend dat ze dat statement maakte. Dat kun je maar één keer doen. Maar ze zat die avond wel meteen in De wereld draait door.
Ik weet dat veel recensenten het systeem vervloeken. Het is ook een ongenuanceerde keus. We denken er weleens over om naar een tiensterrensysteem te gaan, of rapportcijfers uit te delen. Dat vind ik iets verfijnder.
Recensies draaien niet alleen nog maar om de sterren, dat is echt flauwekul. Dan zou je ook kunnen zeggen dat het hele stuk alleen nog maar om te kop draait. Over het algemeen is het een prima en vanzelfsprekend systeem. Het is bovendien universeel. Van Veronica Magazine tot wij, iedereen doet het hetzelfde.’ 

(nul sterren) Frits van Exter, hoofdredacteur Vrij Nederland, in VN (13-4-2013)
‘Een lezeres vroeg zich af waar de sterren in Vrij Nederland zijn gebleven. Zij zijn inderdaad gevallen. Nu vrijwel alles, inclusief vriendschappen, met sterren of duimen wordt beoordeeld, groeit de oude weerzin. Bovendien willen wij recenseren wat volgens ons toch al de moeite waard is, waardoor het onderscheid in sterren meer betekenis verliest. Dat geldt overigens niet voor de Detective & Thrillergids, waarin we zoveel mogelijk boeken bespreken, ook die nul sterren zouden verdienen.’

(♦♦♦♦) Gerhard Busch, chef Cinema.nl en filmrecensent VPRO Gids
‘De sterren zijn vooral een service voor de lezers. Voor ons is het de hel, want het klopt nooit precies. Vooral de driesterrencategorie is lastig. Dat kan een 5,5 zijn, maar ook een 7+. Daar hebben we op de redactie veel discussies over. In de praktijk is een film met drie sterren al heel behoorlijk. Anders zou je bijna alle films waar we aandacht aan besteden vier sterren moeten geven. En soms moet je het ook naar beneden bijstellen. Toen ik begon aan het schrijven van mijn recensie van Diana, dacht ik dat de film misschien wel drie sterren zou krijgen. Maar al schrijvend kwam ik erachter dat ik er niet meer van kon maken dan twee.
Voor distributeurs is het een mooi systeem: ze zetten graag de sterrenwaarderingen op filmposters. Daar houden wij overigens geen rekening mee. Als we vaker vijf sterren geven, staat onze naam misschien vaker op de poster, maar we moeten wel geloofwaardig blijven.
Ik heb het afgelopen jaar twee keer vijf sterren gegeven: voor La vie d’Adèle en The Act of Killing. Die films staan ook op een en twee in de top 20 van 2013 volgens de recensenten van cinema.nl, dus ik ben niet de enige die ze mooi vindt.
Ik vind niet dat het sterrensysteem te belangrijk wordt gemaakt, maar je moet wel opletten. La vie d’Adèle krijg van mij dan wel vijf sterren, maar er zit een seksscène in van tien minuten waaraan sommige mensen aanstoot kunnen nemen. De sterren zijn niet meer dan een eindoordeel, een sticker die je op de recensie plakt.’

(nul sterren) Joost de Vries, De Groene Amsterdammer
‘Wij geven geen sterren en zijn dat ook niet van plan. Literatuurkritiek is te complex om in sterren of ballen te vangen. Volgens mij is Nederland het enige land dat in de literatuur met sterren werkt. Le Monde, The Guardian, The New York Times – ze gebruiken het allemaal niet, en zij hebben toch een groot lezerspubliek.
Stel, je leest een boek en bewondert de ambitie en complexiteit, maar vindt het toch niet geslaagd. Dan geef je misschien maar twee sterren, terwijl de schrijver meer verdient. Uiteindelijk ga je argumenten vóór en tegen tegen elkaar wegstrepen en eindigt dat in een sterrenoordeel. Dat is te eenvoudig.
Ik denk ook niet dat een sterrenwaardering de lezer de tekst in trekt. Dat doen maar twee waarderingen: een ster en vijf sterren. Alles ertussenin ga je juist minder snel lezen, omdat je denkt dat het doorsnee is.
Nu hebben we bij De Groene wel het geluk dat recensies minstens een pagina groot zijn, dat zijn 900 woorden. Daarin kun je goed beargumenteren wat je vindt. In een recensie van 300 woorden worden de sterren een soort uitroepteken. Dan wordt de mening belangrijker dan de argumentatie en wij streven juist naar het omgekeerde.

(♦♦) Arie Storm, literatuurrecensent (o.a. Het Parool en Tros nieuwsshow) en romanschrijver
‘Bij Het Parool is het sterrensysteem vier jaar geleden ingevoerd. De recensenten kregen instructies waar de sterren voor staan: een ster is heel slecht en vijf uitmuntend. In het begin merkte ik dat ik naar de sterren toe ging schrijven, maar dat is niet goed. Ik schrijf nu een recensie alsof er geen sterren bestaan, en pas daarna ken ik ze toe.
Ik ben geen fanatiek voorstander van het systeem. Het is toch ongenuanceerd. Alle argumenten verdwijnen naar de achtergrond. Ik snap wel welk voordeel het heeft, een soort consumentenservice. Het communiceert snel, ook in mijn eigen hoofd. Als ik terugdenk aan een boek en me afvraag wat ik ervan vond, komt er in mij op: o ja, drie sterren. Dat is eigenlijk een rare manier om over literatuur na te denken.
Ik heb ook moeite met de driesterrencategorie, maar vooral omdat daar bij mij bijna niets invalt. Een boek is geslaagd, of niet. Als je ziet dat iemand het kan, maar het experiment slaagt niet, dan kan ik nog wel eens op drie sterren uitkomen.
Er is net een roman van mijn hand uit en daarmee heb ik hetzelfde ambivalente gevoel als het op sterren aankomt. In de Volkskrant kreeg ik vier sterren en een goede recensie. In NRC Handelsblad stond dat mijn boek prettig geschreven en geestig was, dat vind ik heel belangrijke eigenschappen. Toch kreeg ik maar twee sterren, of ballen zoals ze daar heten. Hoewel ik best tevreden was over de inhoud van de recensie, ervaar ik die twee ballen toch als redelijk rampzalig.’