Sommige Syrische activisten tegen Assads regime worden aangestuurd door een 19-jarige in Chicago.

2Doc: #chicagoGirl – The social network takes on a dictator
Nederland 2, 23.00-0.00 uur

Er is al veel geschreven over de rol van sociale media in conflictsituaties. Bij de Arabische Lente hadden in Egypte en Libië sociale media een groot aandeel in het succes van de demonstranten. Het leek dus slechts een kwestie van tijd voordat iemand er een film over zou maken.
In de Idfa doc u-winnaar uit 2013, #chicagoGirl – The social network takes on a dictator, ligt de focus op Syrië. Een land dat, in tegenstelling tot landen als Egypte en Libië, zich nog steeds niet heeft vrijgevochten van zijn dictatoriale regime.
De Amerikaanse regisseur Joe Piscatella begint zijn film met een scène in Homs, in het westen van Syrië. Twee jonge activisten vluchten al filmend van het ene naar het andere gehavende gebouw, terwijl om hen heen bommen afgaan. Net voor ze een portiek induiken, explodeert een raket vlak achter ze. ‘Filmen! Filmen!’ dringt een van hen aan.
Bijna 10.000 kilometer verderop ontmoeten we Ala’a Basatneh. Een Syrische die in een buitenwijk van Chicago woont. Ze is een kalme, negentienjarige studente, die net als veel meisjes van haar leeftijd haar mobiele telefoon bij zich draagt alsof deze vastgelijmd zit aan haar lichaam. Ala’a heeft echter geen tijd om de dingen te doen die meisjes van haar leeftijd doen, zo stelt ze zelf. Ze is te druk bezig met het regelen van een revolutie.

Met de hulp van haar gigantische netwerk van demonstranten en journalisten op Facebook en haar vele volgers op Twitter probeert Ala’a vanuit haar slaapkamer in Chicago de activisten in Syrië aan te sturen. Met Facebook organiseert zij protesten. De filmpjes die ter plaatse gemaakt worden, zet zij op YouTube. Haar rol reikt zelfs zo ver, dat veel activisten hun inloggegevens van Facebook aan Ala’a toevertrouwen. Bij een eventuele arrestatie kan zij hun accounts deactiveren en zo het netwerk beschermen.
Het filmen van het geweld in Syrië is volgens Ala’a essentieel. Alleen dan kan de wereld zien wat het Syrische regime zijn volk aandoet. Toch lijkt Ala’as taak oneindig en niet zonder tegenslagen. Het blijkt uitermate lastig om de aandacht van de grote media vast te houden. Ook overleven veel van haar vrienden, soms bekende burgerjournalisten, de aanvallen van het regime niet. Het geweld lijkt niet op te houden. Ze realiseert zich gaandeweg dat de mensen in Syrië misschien meer nodig hebben dan alleen de aandacht van het internet.