Vinsent Planjer, Tony Overwater en Rembrandt Frerichs van het gelijknamige trio zijn weliswaar als jazzmusici opgeleid, maar gaan graag met Bach in de weer.

Vrije geluiden
Radio 6, 23.00-0.00

De drie jazzmusici van het Rembrandt Frerichs Trio stoeien graag met noten van Bach. Het afgelopen jaar vertoonden ze hun kunsten op gerenommeerde oude-muziekfestivals en vorige maand was Vrije geluiden er als de kippen bij om hun concert in Muziekgebouw aan ’t IJ op te nemen. In hun Bachprogramma’s speelt pianist Rembrandt Frerichs op een fortepiano, bassist Tony Overwater neemt een violone mee en Vinsent Planjer laat met geraffineerde veegjes en tikjes zijn moderne drumstel mengen met deze twee voorvaderlijke instrumenten. Ze zijn opgeleid als jazzmusici, ze vormen een standaard jazztrio van piano, bas en drums en ze improviseren, maar noem het geen jazz. Daarover is Frerichs heel beslist.

Waarom is jullie Bachprogramma geen jazz?
Rembrandt Frerichs: ‘Het begrip jazz staat sinds een jaar of vijftien steeds meer voor de Afro-Amerikaanse traditie van Charlie Parker, Dizzy Gillespie en de bebop era. Dat is feitelijk klassieke muziek geworden: het is een duidelijk afgebakende periode, de stijl en de regels zijn bekend en het is nog maar een kwestie van tijd of Chinese musici gaan bebop historisch verantwoord uitvoeren, met een echte saxofoon of trompet uit die tijd. Daar gaan ze natuurlijk net zo intensief op oefenen als de Bachvereniging op Bach. En als ze dan de oude platen van a tot z naspelen, hoor je Parker en Gillespie weer live. Hoe gaaf is dat? Dat zou geweldig zijn om mee te maken.
Maar steeds precies hetzelfde spelen stuit mij tegen de borst. Wij willen improviseren. Om verwarring te voorkomen kun je onze stijl dus beter geïmproviseerde muziek noemen. Bij ons Bachproject improviseren we zo’n driekwart van de tijd op de inhoud van zijn partituur. Die verhouding kan ook heel anders uitpakken, want wij weten zelf nooit van te voren hoe lang de improvisaties duren.

Hoe kun je dan een programma vaststellen?

‘Dat kunnen we inderdaad niet en dat zorgt soort voor hilarische mailtjes met klassieke festivals. Die zijn gewend aan uitgewerkte programma’s en begrijpen er aanvankelijk niets van dat wij niets meer willen zeggen dan “iets van Bach en composities van Rembrandt”. Maar uiteindelijk accepteren ze onze losse aanpak. Het zou helemaal niet verkeerd zijn als dat navolging krijgt in de klassieke muziekwereld en bijvoorbeeld Liza Ferschtman of Ronald Brautigam geen vast programma brengen, maar spelen waar ze die avond net zin in hebben. De keuze van de stukken wordt dan bepaald door de sfeer die de muzikanten en het publiek samen creëren. Voor het publiek is dat veel bijzonderder.’

Bach improviseerde ook van alles bij elkaar. Ik denk dat hij dan steeds iets nieuws uitprobeerde, net als wij, maar dan duizend keer beter

rembrandt frerichs

Met Bach, improviseren en pianoforte meng je drie stijlen door elkaar…
‘Het zijn maar twee stijlen, want Bach improviseerde ook van alles bij elkaar. Ik denk dat hij dan steeds iets nieuws uitprobeerde, net als wij, maar dan duizend keer beter. Je bent geneigd om te denken dat alles altijd zo was als in de afgelopen vijftig jaar, maar in Bachs tijd waren er geen scherpe scheidslijnen tussen klassieke muziek en improviseren. Het is jammer dat in de loop der tijd alles zo versplinterd is geraakt en opgedeeld in hokjes en specialisaties. Als het ons lukt om de muziek weer een beetje uit die hokjes te halen, zijn we al blij.’

Bach speelde op een klavecimbel. Wil je hem met de fortepiano uit zijn klavecimbelhokje halen?
‘Nee, een klavecimbel leent zich gewoon niet goed voor jazz. Er zijn wel jazzcollega’s die af en toe op een klavecimbel spelen, maar ik ken niemand die er een heel concert op geeft. Dat werkt niet. De klank van een klavecimbel past te mooi één op één op barokmuziek. De stap naar jazz en geïmproviseerde muziek is puur qua klankbeleving te groot.

Maar de fortepiano is voor onze muziek ideaal. Mijn liefde voor het Midden-Oosten bracht me tot de fortepiano. Haar klank lijkt op de Iraanse santur en de Arabische qanun. Wanneer we met musici uit het Midden-Oosten samenwerken vinden zij het altijd jammer dat de vleugel zo hard is, want het veel menselijker timbre van hun instrumenten wordt helemaal weggedrukt door dat enorm bakbeest. Maar met een fortepiano valt alles op zijn plek.’

Mijn liefde voor het Midden-Oosten bracht me tot de fortepiano. Haar klank lijkt op de Iraanse santur en de Arabische qanun

rembrandt frerichs

Hoe doen julie dat, improviseren op Bachs noten?
‘Als we met opzet ver weg van Bach willen gaan, dan is het niet heel verstandig om een stuk te nemen waarin hij de ene geniale noot na de andere achter mekaar heeft gezet. Zo’n stuk is al te gek, dat vraagt niet om er veel mee te doen. Liever nemen we dan een koraal als routekaart, want als je een koraal één of twee keer hebt gespeeld, zit je meteen in die vibe, en dat nodigt uit om er variaties op te maken, zoals ik aanneem dat Bach het ook gedaan zou hebben. Maar we kunnen zo’n koraal ook in deeltjes opsplitsen en er tussendoor improviseren. Dat willen we allemaal niet te veel vastleggen.
Dat is het verschil tussen ons en klassieke musici. Het voordeel van de klassieke aanpak is dat je alles van tevoren weet en daardoor veel tijd en energie kunt investeren om alle nuances maximaal uit een stuk te laten komen. Onze aanpak is schetsmatiger. Wij weten soms niet eens wie er gaat beginnen en wanneer de anderen erbij komen. Ons doel is om het publiek mee te nemen in het maakproces. Daar offeren we voor op dat we technisch niet zo perfect spelen als klassieke musici, maar het publiek krijgt daarvoor terug dat het betrokken raakt bij het maakproces. En dat is iedere keer anders.’

Maar op internet staat jullie versie van de prelude BWV 899 waarin jullie erg dicht bij Bachs noten blijven. Eerst leggen de drum en de bas een bodem neer en vervolgens speel jij Bach. Dat klinkt allemaal behoorlijk voorbereid en gearrangeerd, tot op de momenten waarop je baslijn meegestreken wordt.
‘Daarin vergis je je. [Luister vanavond met Bachs bladmuziek in de hand als u wilt weten hoezeer de interviewer hier gefopt is. We verklappen alvast dat de vrije intro langer duurt dan het stuk van Bach zelf – MK] De allemande uit de Eerste cellosuite is een beter voorbeeld van hoe dicht we soms bij Bach blijven. Daarin spelen we eerst de noten van Bach, maken een coupure en pakken na onze improvisatie de score weer op. Tegen het einde van de eerste pagina hebben we een mooie plek gevonden om de pauzeknop in te drukken. We improviseren dan door op Bachs melodische figuur en op een gegeven moment hoort het publiek aan de “slappe” noten dat we een coupure hebben gemaakt. Hoe langer ze het niet door hebben, hoe leuker we het vinden. De eerste keer was in het hol van de leeuw op het dertigjarig jubileum van Jos van Veldhoven bij de Nederlandse Bachvereniging. Retespannend. Als er één publiek was dat direct zou merken wanneer we van Bachs noten zouden afwijken was dat het wel. Maar naderhand zei Jos dat hij de coupure niet precies kon aanwijzen. Dat vond ik heel gaaf.’