De vader van filmmaker Abdelkarim El-Fassi beseft dat zijn kinderen Nederlanders zijn en vindt het goed zo.

2Doc: Mijn vader de expat
NPO 2, 22.15-23.15 uur
Het Marokkaanse Rifgebergte is onontgonnen gebied voor de meeste Nederlanders. De noordelijke streek aan de Middellandse Zee staat bekend om zijn visrijke havens en aangename zomers. De mensen spreken er een berberdialact, het Thmazight. En, zoals wel vaker het geval is met geïsoleerde, bergachtige gebieden is ‘de Rif’ maatschappelijk en religieus conservatief. Vrouwen werken binnenshuis en gaan weinig en gesluierd de deur uit. Mannen leven buitenshuis en zitten (al dan niet verveeld) in een van de vele koffiehuizen. Het leeuwendeel van de eerste generatie Marokkaanse gastarbeiders, die in de jaren zestig en zeventig naar Nederland vertrok, komt uit het Rifgebied. De bedoeling was om geld te verdienen en terug te keren. De kennis van nu verraadt een ander verloop.
De afgelopen jaren is er veel veranderd. Het Rifgebied is door migratiegeld (de Marokkaanse overheid heeft decennialang het gebied om politieke redenen achtergesteld) opgeknapt. Jonge Marokkaanse Nederlanders, die vroeger elke zomer in volgepropte auto’s naar de Rif werden gesleept, herontdekken nu het land. 
Dat geldt ook voor filmmaker Abdelkarim el-Fassi (1985). In zijn documentaire Mijn vader de expat (2014) ziet de kijker Abdelkarim met zijn vader, Ali El-Fassi, in een Renault 4 naar de middelgrote Riffijnse stad Imzouren rijden. ‘Ik snap niet waarom je bent weggegaan,’ verzucht Abdelkarim terwijl het duo op een heuvel aan de azuurblauwe Middellandse kust van Marokkaanse thee geniet. Beter weer en verse vis, maar geen sociale voorzieningen, is de verklaring van vader, die daarom ooit richting Nederland afreisde. Dat is de opzet van de film: persoonlijke gesprekken tussen vader en zoon, waarin duidelijk wordt dat vader ‘niet tot “gast” en “arbeider” gereduceerd moet worden’. Ze keuvelen – afwisselend in Thmazight en Nederlands – over vaders suikerziekte en -verbruik (zoon: ‘het is een verslaving’), bezoeken een toeristische trekpleister waar vader blijkbaar nooit eerder is geweest, en soms is Abdelkarim kritisch tegen zijn vader (maak je niet druk om meiden van Marokkaanse komaf in Nederland, wees eerder bezorgd om de ontwikkeling van de jongens). Ook de zus van Abdelkarim komt langs: ze bekent dat ze niet naar Imzouren zou komen als de familie daar niet was. Toch te veel Nederlandse geworden?
De film slaagt erin vader Ali als individu neer te zetten en smaakt intussen naar meer: meer over het Rifgebied en zijn (geëmigreerde) Riffijnen.