Opstand in Libië, tof! Laten we erheen gaan! Onbevangen trekken de Canadese vrienden Tarek en Hamid ten strijde tegen Kadhafi.

Movies that matter: First to Fall
NPO 2, 23.00-0.25 uur
Baseballpetje schuin, stoere taal, Hamid is een hipgeklede branie, die wat stoeit met zijn timide en beetje mollige vriend Tarek.
Jaren geleden vluchtten de boezemvrienden met familieleden uit hun geboorteland Libië. Hamids vader zat vier jaar om onbekende redenen in een Libische gevangenis. Tarek verloor een oom en enkele neven, vermoord door het regime van wijlen kolonel Kadhafi. Nu wonen de jongens in het veilige en beschaafde Canada.
Maar dan breekt, geïnspireerd door de Tunesische en Egyptische revoluties, in 2011 de Libische opstand uit. Het speelse tweetal besluit om huis en haard te verlaten en terug te keren naar het chaotische Libië om daar hun oude landgenoten bij te staan en geschiedenis te schrijven. In de documentaire First to Fall (Idfa 2013) van de Amerikaanse filmmaakster en journaliste Rachel Beth Anderson ziet de kijker twee jongens vol bravoure en naïviteit in Benghazi arriveren. Daar scheiden de wegen van het tweetal al snel. De gevoelige Tarek kiest ervoor om niet verder te reizen. De stoere Hamid vertrekt per boot richting westelijke havenstad Misrata, waar opstandelingen zware gevechten voeren tegen het leger van Kadhafi. Hij krijgt apparatuur mee om te filmen. Eenmaal gearriveerd ontmoet Hamid een groep jonge mannen die zichzelf ‘Freedom Group’ noemen. De groep gaat met de opstandelingen mee naar de strijdgebieden en legt alles vast op beeld. Hamid vergezelt hen, maar gaandeweg ruilt hij zijn camera in voor een kalasjnikov. Tarek reist door naar zijn familie in de westelijke stad Zawiya. Maar ook daar is het niet veilig. 
Leverde het de filmmaakster geen gewetensbezwaren op om het duo naar Libië te laten gaan? ‘Ik zou dat nooit doen,’ licht Anderson telefonisch toe. ‘Eerlijkheidshalve heb ik de jongens in Libië ontmoet toen ik daar als Midden-Oostencorrespondente een reportage maakte. Ik ontmoette ze ter plekke en later zijn we teruggevlogen naar Canada, waar Hamid en Tarek inderdaad vandaan kwamen.’
Die gekunsteldheid vindt zijn weerslag in de film, die soms duizelingwekkend aanvoelt omdat je als kijker wel op erg veel verschillende plekken en gevechtslocaties zit, zonder dat duidelijk gemaakt wordt waarom. Documentaires met soortgelijke thema’s die in dezelfde periode uitkwamen, zoals Return to Homs (2013) van de Duits-Syrische filmmaker Talal Derki, zijn wat dat betreft geslaagder. Maar Anderson brengt de persoonlijke veranderingen die jonge onbevangen mensen ondergaan in een guerrillaoorlog duidelijk over. En die veranderingen zijn niet voor de poes. Ze monden uit in net zoiets als de huidige toestand van het land: een puinhoop.