In Magie van de montage, in première bij Het uur van de wolf, schildert John Appel de portretten van zeven Nederlandse editors.

Het uur van de wolf
Donderdag 1 oktober 2015, NPO 2, 23.00-0.00 uur
Gelauwerd documentairefilmer John Appel (Zij gelooft in mij, The player) is gefascineerd door de professie van het monteren. Hoogste tijd om daar eens camera en microfoon op te richten.
 
Om wie gaat het in de film?
John Appel: ‘Om zeven mensen, van alle generaties. Gys Zevenbergen, editor van Het Nieuwe Rijksmuseum. Niels van Koevorden en Sabine Lubbe Bakker van Ne me quitte pas [fraaie docu uit 2013 over twee Belgische drinkebroerkameraden, ok]. Zij zijn een geval apart, omdat ze als
regieduo ook samen monteren. Mieneke Kramer, zij is pas 25, maar oudere en jongere collega’s beschouwen haar als een groot talent. Menno Otten, jonge specialist in close-ups. En de oude rotten Ot Louw en Menno Boerema.’
 
Vroeger deed de auteurstheorie opgeld: een ‘artistieke’ regisseur moest ook tekenen voor scenario en montage.
‘Ik geloof niet in monoloog, wel in dialoog. Ik wil geen solist zijn. Editors zijn ook allemaal teammensen. In de vs en Frankrijk is dat vaak anders. Frederick Wiseman doet een jaar over zijn montage. Nicolas Philibert [Être et avoir] monteert zelf. In Nederland hebben we generaties van één-tweetjes. Ik werk al vijftien jaar met Mario Steenbergen, wilde hem ook in de film, maar hij wilde dat niet. Hij monteert Magie van de montage.’
 
Zit er verschil tussen fictie- en documontage?
‘Bij documentaires gaat het altijd direct over de grote vragen. Je begeeft je in de levens van mensen, dus steeds weer is er die vraag: “Kan ik dit maken?”’
 
Docu-editors moeten dus een zeker ethisch besef meebrengen.
‘Inderdaad. Ze moeten aanvoelen wat kan en wat niet.’
 
Is er een verschil tussen vroeger, met celluloid dat door de handschoenen gleed, en het digitaal van nu?
‘Dat denk ik niet. Het denkproces is tenslotte hetzelfde gebleven. Soms mis ik het opnemen op 16mm wel. Die pauze terwijl je na tien minuten een rol moet verwisselen, dat moment van rust.’
 
De nieuwe generaties hebben nooit op die manier gewerkt.
‘Nee, nu wordt er een berg materiaal geschoten, want er is ruimte genoeg, je hoeft tussendoor niet te stoppen. Later zie je wel wat je nodig hebt. Ik betrap mezelf daar soms ook op. Het is een soort luiheid. Je moet scherp blijven.’