Vanuit de Apollohal in Amsterdam brengt Matthijs van Nieuwkerk een eerbetoon aan collega Mart Smeets. Hugo Hoes voorspelde vast wat hij gaat zeggen.

Mart Smeets, van Apollohal tot Rio
Woensdag 8 juni, NPO 1, 21.25 – 22.50 uur

Van Nieuwkerk: ‘Goedenavond dames en heren. Welkom in de Apollohal, de tempel van het Nederlandse basketbal, van zíjn basketbal. Welkom op deze zeer, zeer, zeer speciale avond. Wij gaan iets bijzonders doen. Voor deze ene keer draait het vanavond niet om mij, maar om hem. En als ik zeg hém, dan weet iedereen over wie ik het heb. U heeft hem al zien zitten. De rots in de branding. Het baken in de mist. De ankerman, al is dat geen Nederlands woord, van Studio Sport. Van Hilversum. Van Nederland, waarom ook niet. Zeg Leeuwarden 1985. München 1988. Barcelona 1992. Atlanta 1996. Nagano 1997. Heerenveen, wanneer niet? En natuurlijk Frankrijk. Zijn geliefde Frankrijk. Door hem hier op de kaart gezet als fietsland. Waar was hij niet? Hij kwam, zag en vertelde ons wat wij stervelingen niet zagen. Niet kónden zien. Hij mocht “je” zeggen tegen Johan, “you” tegen Lance, “tu” tegen Bernard en “du” gegen Boris. En, natuurlijk, allemaal bleven ze hem vousvoyeren. Deze mijnheer, deze grote mijnheer. Misschien wel de grootste mijnheer. Stond hij bij de finish, dan ging er wat door je heen. Niet alleen bij de jonkies, ook bij de ervaren mannen. Zelfs als ze voor de duizendste keer over de meet gingen. Zijn collega’s. Jack, Tom, Henry en Dione. Hij zag allemaal komen. Zeker, er werd wel eens wat lacherig gedaan om die oude reus die het zo goed wist, en dat mag ook, maar al deze leerlingen, want dat waren het, waar zouden ze zijn geweest zonder de lessen van de meester? De bovenmeester. Hij is een icoon. Al meer dan veertig jaar. Een icoon van de Nederlandse televisie, en als ons land groter was geweest, misschien ook wel van de internationale televisiesportjournalistiek. Al doen we zelfs daar deze geweldige éminence grise wellicht nog te kort mee. We hebben het over een gigant, een monument en kennen hem allemaal. Wij, en niet alleen wij, maar iedereen overal, is meer dan trots dat we hem hier in ons midden hebben. Rio wordt zijn laatste kunstje, al weet je dat met deze oude rot, deze sluwe vos nooit zeker. Meer dan veertig jaar nam hij u, mij, ons allemaal mee. Dat doet hij nog een keer. We gaan basketballen, fietsen, schaatsen en nog veel meer. Mag ik een roffeltje en daarna een warm applaus voor… Ik zie dat u nu al gaat staan, ja een ovatie, haha, waarom ook niet? Toe maar. Ik ga er zelf ook even bij staan. ... Hierrr is Marrrt Smeets!’