Vaarwel, grijze wereld

Hans van Wetering ,

Met de introductie van kleurentelevisie in 1967 liet Nederland de jaren vijftig definitief achter zich. 'Het ging om democratisering en het doorbreken van oude structuren.' Slotdeel van een tweeluik over de komst van kleuren-tv.

Dit artikel verscheen in VPRO Gids #38 (23 t/m 29 september 2017). Lees hier het eerste artikel van dit tweeluik.

'Oooh, het is te veel, het is echt te veel, dat heb ik niet verdiend, echt niet.' Het is juni 1973, de allerlaatste uitzending van Mies Bouwmans populaire spelprogramma Een van de acht. De finalist, de heer Rijning, wint een kleuren-tv, en als hij dat nieuws hoort raakt hij volledig buiten zinnen. Hij schudt zijn hoofd en begint in paniek te klappen. 'Ongelofelijk, ongelofelijk, dat was een hartenwens.'

Zes jaar eerder, op 21 september 1967, is in Nederland met de allereerste kleurenuitzending vanaf de Amsterdamse elektronicabeurs Firato het tijdperk van de kleurentelevisie ingeluid. Nederland is er vroeg bij: na Duitsland het tweede land in Europa. Dit had te maken met de prominente rol van Philips, dat al in 1956 een eerste experimentele kleurentelevisieuitzending realiseerde. Dat Nederland niet al eerder kleurentelevisie had, kwam ook door de houding van de overheid. De overgang naar kleurentelevisie zou veel geld gaan kosten, studio’s en apparatuur moesten worden omgebouwd, en er was ook twijfel of de Nederlander wel genoeg interesse zou hebben.

De eerste commerciële kleurentelevisie van Philips was de k6-x25k121. Dit toestel kwam eind 1967 op de markt en kostte toen 2950 gulden. Overigens werd dit toestel ook onder andere namen verkocht, onder meer als Mediator, Erres, Aristona en Hornyphon. Het loodzware toestel trok via zijn 21 buizen bovendien 350 watt vermogen uit het lichtnet en was daardoor ook een aanslag op het huishoudbudget.

Daar kwam bij dat kleurenuitzendingen in die eerste paar jaren nog dun gezaaid waren. In het eerste jaar net tien procent van het aanbod. Buitenopnames in kleur – in dat eerste jaar onder meer de opening van de Staten-Generaal, het spelprogramma Zeskamp en een verslag van de taptoe in Delft – waren een hele gebeurtenis. Er was ook nog maar één kleurencamera, zodat Studio Sport vanaf een bepaald moment deels in zwart-wit en deels in kleur was; de kleurencamera ging naar Ajax-Feijenoord, een zwart-witcamera naar Veendam op de Lange Leegte.

'De kleurentelevisie stond in de etalage,' zegt gepensioneerd radio- en tv-technicus Wim Stuiver. In de beginjaren van kleurentelevisie werkte hij in de elektronicazaak van zijn vader in het Drentse Vledder.

'We zetten wel advertenties in de lokale bladen: ''Vanavond van acht tot elf uur kunt u in onze etalage kleuren-tv kijken.'' Dan stonden er soms drommen mensen voor het raam.'

Radio- en tv-technicus Wim Stuiver.

vissenkom

Overdag, als er geen kleurenuitzending was, vertoonde de televisie in de winkel een stilstaand plaatje. Soms was dat het standaard testbeeld, maar vaak ook een door de omroepen geleverde kleurrijke afbeelding van een aantrekkelijke mevrouw met bloemendecoratie of, voor de afwisseling, een vissenkom.

Had iemand – al dan niet vanwege die mevrouw of die vissenkom – de stap naar aanschaf van een kleurentelevisie eenmaal gezet, dan volgde een ingewikkeld traject om het apparaat ook daadwerkelijk aan de praat te krijgen in de huiskamer. 'Installeren was een hele klus,' zegt Stuiver, 'want die eerste kleurentelevisies waren heel gevoelig voor aardmagnetisme. Als het toestel bij klanten in een andere noord-zuidpositie kwam te staan dan in de winkel moest het toestel eerst met een speciaal apparaat worden gedemagnetiseerd. Vervolgens moesten de kleuren worden ingesteld, dat ging met een regenbooggenerator. Daar had je wel anderhalf uur voor nodig.'

En was de monteur eenmaal weg, dan duurde het vaak niet lang of de kleuren verliepen en een tweede bezoek moest worden ingepland. Iets wat ook aan de orde was als het toestel regelmatig uit zichzelf van kleur op zwart-wit overschakelde, een gevolg van een te zwakke ontvangst. Kleurentelevisie vereiste een sterker signaal dan zwart-wittelevisie, en woonde je ver van een zender en zat het weer niet mee, dan staakten de kleuren wel eens.

Testbeelden.

kunststofschermpje

Het liet onverlet dat de verkoop van kleurentelevisies na die eerste aarzelende jaren een vlucht nam. Dit hield verband met de snelle toename van het aantal kleurenuitzendingen – drie jaar na invoering van kleuren-tv was een derde van de uitzendingen al in kleur, en halverwege de jaren zeventig al meer dan driekwart. Ook een koopgolf speelde mee, opgewekt door een aantal grote internationale evenementen, zoals het WK voetbal van 1970 – ook al deed Nederland niet mee – en de Olympische Spelen van 1972.

De nieuwbakken kleurenkijkers zagen judoka Wim Ruska – de Tarzan van de tatami – twee gouden medailles winnen en Hennie Kuiper zegevieren in de wegwedstrijd bij het wielrennen. Ze zagen ook hoe Palestijnse terroristen in het olympisch dorp een bloedbad aanrichtten onder de Israëlische delegatie en hoorden IOC-voorzitter Avery Brundage daags erna de historische woorden uitspreken: 'The Games must go on.' Voor vele duizenden kijkers waren het de eerste beelden die ze in kleur zagen.

Midden jaren zeventig had bijna de helft van de Nederlandse huishoudens een kleurentoestel en aan het eind van dat decennium meer dan driekwart. Voor degenen die zich nog geen kleurentoestel konden veroorloven bracht Philips (evenals enkele Amerikaanse fabrikanten) een kunststofschermpje op de markt dat je voor je zwart-wit-tv kon bevestigen, zodat je toch iets van kleur had.

Omroepster Ageeth Scherphuis. Bron: Archief Museum Radio-Wereld, Havelte.

Het scherm was in drie horizontale banen verdeeld: de bovenste baan was blauw, de middelste rood en de onderste groen. Het was geen onverdeeld succes. Bij een landschap werkte het prima; daar was het op afgestemd. Werd iemand echter geïnterviewd dan was het geen gezicht. Het nam niet weg dat mensen in gezelschap tenminste konden zeggen dat ze, heus, kleuren-tv hadden.

kleurenschaal

Kleurentelevisie betekende niet alleen voor de kijkers thuis een nieuwe wereld, dit was het ook voor iedereen die bij het maken van televisie betrokken was. Eigenlijk moest het hele fenomeen kijken, inclusief licht en kleur, opnieuw worden uitgedacht. Televisiemakers moesten zich plotseling verdiepen in wat kleur nu eigenlijk was. Er verschenen talloze rapporten en studies, er werden congressen georganiseerd. Werknemers kregen cursussen colorimetrie (kleurenmeetkunde) en een interne bedrijfsopleiding bij de NTS, waarin het onder meer ging over 'subtractieve kleurmenging' (met kleur) en 'additieve kleurmenging' (mengen met licht), over 'absorptie en kleurmenging door verfstoffen', over 'schilderen met licht' en over het oog zelf, dat in staat was tot wel 125 verschillende kleurwaarden te onderscheiden.

'Oudere regisseurs wilden niets weten van die nieuwlichterij. Kleur hoefde niet zo nodig van hen.'

Freek Biesiot

De grote wegbereider voor de kleurentelevisie – ook de man achter tal van brochures en kleurenstudies – heette, toch opmerkelijk, Peter Zwart. Zwart was van oorsprong beeldhouwer. Begin jaren vijftig werd hij de eerste decorbouwer van de Nederlandse omroep. Gefascineerd door kleur begon hij proeven te doen met kleuren en belichting en hij deed onderzoek naar de vraag hoe televisiecamera’s kleur en helderheid interpreteren. Zijn onderzoek leidde tot een kleurenschaal en een mengsysteem voor verf die later standaard zouden worden voor belichters, cameramensen en andere televisiemakers.

In de loop van de jaren zestig bracht Zwart steeds meer tijd door bij Philips in Eindhoven, waar hij betrokken raakte bij de ontwikkeling van kleurentelevisie.

grafkelder

Halverwege de jaren zestig trad een jonge generatie ontwerpers en decormakers aan, in een wereld waarin nog grijstinten heersten. 'Ik was helemaal opgevoed met Bauhaus-ideeën, met primaire kleuren, maar in de tijd van zwart-wittelevisie werden de decors in de studio ook echt in grijsgradaties geschilderd, niet in kleur, want kleurverf was veel duurder en dat vond men niet nodig.'

Aan het woord is Freek Biesiot, die in 1965 op zijn 23ste bij de NTS in dienst trad en decennialang decorontwerper was bij de publieke omroep. Hij ontwierp decors voor spelshows en voor het Nationaal Songfestival, maar hij werkte ook voor de Barend Servet Show en Van Oekel’s Discohoek. 'Het was zo ongelofelijk deprimerend, een raar soort grijs, blauwachtig, een beetje zoals lood. Voor de acteurs en presentatoren was het ook vreselijk, net als voor kinderen. Die kwamen tijdens een sinterklaasuitzending in een soort grafkelder terecht. Ook in die zwart-witperiode wilden we al decors in kleur maken. We protesteerden tegen dat zwart-wit.'

Het gesprek met Biesiot – priemende ogen, grijs sikje – vindt plaats in de huiskamer van zijn woning in Den Haag. Op tafel ligt Tegels lichten, Henk Hoflands klassieke afrekening met de autoritaire regentencultuur van weleer uit 1972. In de imposante boekenkast veel over 'Indië', het land waar hij in 1942 werd geboren, veel Darwin ook, Slauerhoff, Sartre. Aan de bovenzijde van de boekenkast heeft hij kaartjes geprikt met handgeschreven spreuken: ‘Waar het oordeel begint, eindigt de waarneming', 'Hiersein ist herrlich', 'Een steen stopt niet met rollen omdat hij wil rusten'.

Decorontwerper Freek Biesiot.

clowntje

De komst van kleurentelevisie vormde een uitdaging, zegt Biesiot. Niet alleen vanwege de nieuwe mogelijkheden, maar ook omdat je uitzendingen in kleur op zwart-wittelevisies ook nog goed moest kunnen volgen. Omgekeerd gold voor zwart-wituitzendingen op kleurentelevisie hetzelfde. 'We hadden een klappertje waar alle grijsgradaties in stonden, met daarnaast een aantal kleuren die met elkaar overeenkwamen qua grijswaarde. Rood werd bijvoorbeeld echt zwart en blauw bleef lichtgrijs. Dat moest allemaal worden getest. Ik heb toen, om te illustreren hoe het mis kon gaan, een decor gemaakt met verschillende kleuren die ongeveer dezelfde lichtwaarde hadden, oranje op groen bijvoorbeeld, met als gevolg dat de zwart-witkijker geen onderscheid zag tussen de verschillende kleuren; het werd een vrijwel egaal grijs vlak. Dat heet sindsdien het Biesiot-effect. Het was een experiment, maar het was ook een vorm van protest. Tegen vastgelopen ideeën over contrastwerking en wat wel en niet kon op tv.'

Kleur gaf de jonge ontwerpers en programmamakers nieuwe mogelijkheden. Vrijwel gelijk met de komst van kleurentelevisie deed de zogeheten chromakeytechniek haar intrede: een onderwerp wordt gefilmd tegen een groene of blauwe achtergrond, waarna – door ervoor te zorgen dat die achtergrondkleur niet in de voorgrond voorkomt – die kleur kan worden vervangen door een toegevoegd beeld: een personage of een object.

'Voor ons, de jonge generatie, was kleur een openbaring. Het ging voor ons gelijk op met de nieuwe maatschappelijke vrijheid, de provobeweging. Voor ons was kleur vrijheid.'

Freek Biesiot

Samen met anderen zette Biesiot in Studio Santbergen – het opleidingsinstituut van de publieke omroepen – een instructieserie op voor regisseurs en producers, Truuk 73 genaamd. Daarvoor namen ze filmpjes op waarin een clowntje in een zwart-witpakje in allerlei situaties verzeild raakte. Het kostuum kreeg kleur als hij bijvoorbeeld door een spiegel stapte die geen spiegel was, maar een blauw scherm. 'Het waren echt klasjes,' zegt Biesiot. 'Het was verplicht, de omroepen stuurden daar producers en regisseurs naartoe. Maar oudere regisseurs weigerden te komen, zij wilden niets weten van die nieuwlichterij. Kleur hoefde niet zo nodig van hen.'

immuunblauw

Ondertussen ontwierp Biesiot ook het decor voor Het deskundologisch laboratorium, een programma van 'antirookmagiër' Robert Jasper Grootveld en kunstenaar Theo Kley. 'Allemaal glas en blinkend staal, erlenmeyers, glaasjes met borrelende inhoud. Ik wilde echt een explosie van kleur,' licht hij toe. 'Het idee was dat we het ''immuunblauw'' zouden destilleren; het was puur provo in de kleurenstudio. Dat ''immuunblauw'' was natuurlijk gekkigheid, maar experimenteren met kleur deden we zelf ook. Peter Zwart had het altijd over het elektrisch groen dat hij had gedestilleerd, een chromakey, een kleurwaarde. Het is gebruikt, maar het was ook een beetje een stunt, we moesten er wel om lachen. Het was echt een afgrijselijke kleur.'

De jonge decorontwerpers voelden zich vrije kunstenaars en gedroegen zich soms excentriek. Zo liep Biesiot op blote voeten rond, hield hij een tijdje kippen in de kantoortuin van de NTS – waar zijn afdeling was gevestigd – en leidde hij ook het verzet tegen de voortgaande bureaucratisering en reorganisaties die zijn vrijheden en die van zijn collega’s dreigden in te perken. Die collega’s kozen hem vervolgens tot chef van de afdeling Decorontwerp, de eerste (en enige) afdeling binnen de NOS met een democratisch gekozen hoofd.

De provobeweging was op haar hoogtepunt, het ging om democratisering en het doorbreken van oude structuren, de komst van kleurentelevisie paste daarin. Het was ook een wisseling van de wacht, zegt Biesiot. 'Wij wisten veel meer van kleur dan de vorige generatie.'

De starre, grijze wereld van de jaren vijftig moest wijken, in de werkelijkheid én op het scherm in de huiskamer.

'Ik zal je iets laten zien, wacht…'

Biesiot verdwijnt naar boven en komt terug met een klein schilderijtje van een tv-toestel in de hoek van een lege kamer. Het tafereel ademt eenzaamheid: het huis is al leeggehaald, maar de tv is blijven staan, zoiets.

'Dit was mijn laatste zwart-wittoestel,' zegt Biesiot glimlachend. 'Op een dag kwam er een rookpluim uit. Ik heb dit schilderijtje gemaakt toen ik ooit mijn voet had gebroken. Kijk, voor ons, de jonge generatie, was kleur een openbaring, eindelijk gerechtigheid. Plotseling was er van alles mogelijk. Het ging voor ons gelijk op met de nieuwe maatschappelijke vrijheid, de provobeweging. Voor ons was kleur vrijheid, eindelijk hadden we vrijheid.'

Freek Biesiot met zijn schilderijtje.