De schaaksport wordt gedomineerd door mannen, maar uit onderzoek blijkt dat vrouwen evengoed wereldkampioen kunnen worden. Machteld van Foreest doet er alles aan om de top te bereiken.

Tata Steel Chess Tournament 2016, Wijk aan Zee. De achtjarige Machteld tuurt in haar boekje met genoteerde schaakzetten van die middag. ‘Toren e8, dame b3, paard f3.’
Jorden, zestien jaar oud, kijkt peinzend naar haar stelling op het bord: ‘Ehm, wat was je plan hierachter?’
Machteld: ‘Ik zag echt niks, heel irritant. Loper e4 kan niet, f3…’
Jorden: ‘F3 is niet zo’n goede zet.’
Machteld, zorgelijk: ‘Toren h5.’
Jorden: ‘Je moet die toren eigenlijk beter hier houden, zodat die…’
Machteld vult haar broer met een zucht aan: ‘…de onderste lijn kan verdedigen.’
Jorden van Foreest (1999) – met zestien jaar de jongste Nederlandse schaakgrootmeester – analyseert de zojuist gespeelde schaakpartij van zijn jongste zus, Machteld (2007). De scène is afkomstig uit de documentaire De stelling Van Foreest, een schaakfamilie, waarin Thomas Doebele en Maarten Schmidt het gezin Van Foreest volgen: zes schakende kinderen en hun ambitieuze ouders. Naast thuisonderwijs geven ze hun kinderen dagelijks vier uur schaaktraining.

Grootmeester Jorden werd in 2016 Nederlands kampioen schaken en zijn jongere broer, de vijftienjarige Lucas, neemt volgend jaar deel aan de Challengers-groep op het Tata Steel-schaaktoernooi. De inmiddels negenjarige Machteld geldt als het grootste schaaktalent van de Groningse familie. Toen ze drie was, kende ze de stukken, met vier jaar kon ze schaken en dit jaar werd ze Nederlands kampioen in de leeftijdscategorie meisjes tot en met twaalf jaar. De Hongaarse Judit Polgár, ooit nummer acht op de wereldranglijst, is haar voorbeeld. Op dit moment is Zhaoqin Peng de enige Nederlandse in de internationale vrouwentophonderd en er staat maar één vrouw in de wereldtophonderd: de Chinese Yifan Hou, op nummer 85.

'Oefeningen waarbij ik moest visualiseren dat ik mijn tegenstandster vermorzelde, vond ik lastig. Ik kreeg juist sympathie voor mijn opponenten'

Schaakkampioene Marleen van Amerongen

Killersinstinct

Kunnen vrouwen niet schaken, zoals Jan Hein Donner ooit beweerde? De rol van mannelijke en vrouwelijke stereotypen bij schaken is in 2008 door de Universiteit van Padua onderzocht. Tweeënveertig man-vrouw-paren van gelijke sterkte speelden twee schaakpartijen via internet. Als ze niet op de hoogte waren van het geslacht van hun tegenstander bleken vrouwen net zo goed te zijn als mannen. Conclusie: vrouwen hebben even veel potentie als mannen. Als ze wereldkampioen willen worden, dan worden ze dat. Resteert de vraag: waar zijn de meisjes?

‘Judit Polgár is het levende bewijs dat het kan,’ stelt Marleen van Amerongen (1973), oud-meervoudig Nederlands jeugdschaakkampioene en sinds vorig jaar voorzitster van de Koninklijke Nederlandse Schaakbond. ‘Ik voel geen verschil tussen het spelen tegen een man of een vrouw, maar vrouwen missen het killersinstinct. Oefeningen waarbij ik moest visualiseren dat ik mijn tegenstandster vermorzelde, vond ik lastig. Ik kreeg juist sympathie voor mijn opponenten. Zij werkten er ook keihard voor en waren soms maanden van huis. Ik was bijna afgestudeerd aan de tu in Eindhoven, had in mijn studententijd een sociaal leven opgebouwd en mijn vriend schaakte niet.’

In de absolute topsport zie je volgens Van Amerongen ook het verschil: ‘Meisjes maken vaak minder trainingsuren dan jongens. Bij schaken is dat niet anders en dit leidt automatisch tot slechtere prestaties.’ Machteld traint met grootmeester Sergej Tiviakov en is verder dan haar oudere broers op haar leeftijd waren, maar zij vormt een uitzondering.

‘Jongens zijn monomaner, ze willen volledig voor één ding gaan. Om nummer één van de wereld te worden, moet je jezelf ook helemaal ingraven in de schaakwereld en komen je familie en je vrienden op de tweede plaats.’ Dat laatste wilde Van Amerongen – die kinderen heeft die voetballen en hockeyen ook leuk vinden – niet.

(tekst gaat verder onder de foto)

Machteld van Foreest (r) tijdens het Tata Steel Chess Tournament 2016

Kritische massa

Het geringe aantal vrouwen dat schaakt – vijf procent op de wereldwijd geregistreerde toernooien –  leidt tot onderpresteren volgens de Italiaanse onderzoekers. Van Amerongen: ‘Vrouwen zijn later gaan schaken, de kritische massa ontbreekt. Je hebt een minimum aantal vrouwen nodig om interessante toernooien te spelen in je eigen leeftijdsklasse. Machteld speelt mee in toernooien voor meisjes tot en met twintig jaar, omdat er in haar eigen leeftijdscategorie zo weinig meisjes van niveau zijn.’

Van Amerongen ontplooit vanuit de schaakbond tal van initiatieven om leerlingen op de basisschool te leren schaken en zo automatisch meisjes te bereiken, maar ze wil meer. ‘Jong leren schaken is goed. Bij een optelsom is maar één goed antwoord mogelijk. Schaken leert je kritisch denken, je moet zelf bepalen of je goed staat of niet. Er zijn duizenden mogelijkheden. Je moet je eigen plan trekken, er helemaal voor gaan en flexibel zijn, want zodra je tegenstander afwijkend reageert, moet je daar op inspelen. Dat leer je nauwelijks op school. Nu wordt schaken ingezet bij kinderen die het goed doen, terwijl schaken juist interessant is voor de achterblijvers. Je maakt zo nieuwe verbindingen in de hersenen aan.’

Drievoudig Nederlands schaakkampioene Anne Haast (1993) is een van de initiatiefneemsters van ChessQueens: ‘Onze stichting promoot het meisjesschaak en poogt trainingsbudget te vergaren.’ Haast zal eind juni tijdens het Nederlands Kam-pioenschap haar titel verdedigen, maar schaakt niet meer professioneel. ‘Met een goede sponsor was ik doorgegaan, maar de combinatie voor de klas staan en schaaktraining geven, bevalt me beter. In het basisonderwijs liggen andere uitdagingen.’

Machteld van Foreest heeft nu al een sponsor, reist met haar moeder Europese toerooien af en kan het volgens Haast ver brengen.
Als Machteld thuis tijdens de dagelijkse schaakoefeningen wordt gevraagd of ze schaken leuk vindt, kijkt ze de documentairemaker aan alsof hij van een andere planeet komt. ‘Ja, héél leuk, anders zou ik het toch niet doehoen!’