Honderd jaar zou hij in augustus zijn geworden, Heinz Polzer, alias Drs. P. De schrijver en vertolker van 'Veerpont' en 'Dodenrit' is allerminst vergeten. Er staat een feestelijke hommage gepland, vrienden halen herinneringen aan hem op in de documentaire De terugkeer van Drs. P en Michèl de Jong werkt aan een biografie.

Het is 1964. In Willem Duys’ tv-programma Voor de vuist weg toont een in driedelig pak gestoken, bedachtzaam formulerende heer met pretoogjes zijn verzameling negentiende-eeuwse prentbriefkaarten. Een leuke verzameling, zegt Duys, maar er is nog een andere reden voor het bezoek: onder de schuilnaam Drs. P heeft zijn gast een plaat gemaakt 'met scabreuze fin-de-siècle-chansons die hij zelf zingt met een afschuwelijke stem – mag ik dat zeggen?’ 

'Je wordt er vooral goed in hetzelfde antwoord steeds bondiger te formuleren'

Cameron Picton

Ruim vijftig jaar later lijkt Heinz Polzer – de naam Drs. P werd bedacht door diezelfde Willem Duys – populairder dan ooit. Toen hij in 2015 op 95-jarige leeftijd overleed, opende het Journaal ermee. Tal van dichters en artiesten betuigden (soms in de vorm van een vers) hun schatplichtigheid.

Onder de bewonderaars opmerkelijk veel jonge artiesten: Pepijn Lanen (De Jeugd van Tegenwoordig), Lucky Fonz III, Roos Rebergen (Roosbeef), rapper Extince (die P’s invloed op de Nederlandse hiphopscene benadrukte en hem liefdevol ‘een onverbeterlijke rijmelaar’ noemde) – ze waren nog lang niet geboren in de tijd dat Drs. P zijn grootste hits schreef. 

Dat lange leven is een van de redenen dat de biografie nog niet af is, verklaart de schrijver ervan, dichter Michèl de Jong. ‘Als hij in die 45 jaar voordat hij doorbrak had stilgezeten, was het wellicht sneller klaar geweest maar hij heeft een heel interessant leven geleid. Hij woonde en werkte in Indonesië en in Zuid-Afrika, en reisde door heel Azië en Zuid-Amerika. Mede daardoor is het lastig informatie over die eerste periode bijeen te sprokkelen.

Het is ook een beetje een race tegen de klok, ooggetuigen uit zijn jonge jaren sterven in hoog tempo uit en de jongere mensen met wie hij later samenwerkte – Jean Pierre Rawie, Ivo de Wijs, Jan Boerstoel – hebben inmiddels ook allemaal een roze buskaart.’

Enigma

Dat er een biografie zou komen, sprak niet vanzelf. ‘Het ging om zijn oeuvre, vond Heinz. Van zijn favoriete schrijver, Willem Elsschot, wilde hij ook niets persoonlijks weten. Ik geniet van die boeken, zei hij, en het interesseert me niet of hij bij wijze van spreken een corpulente trombonist uit Mechelen was.’ 

De Jong (34), die als bewonderend scholier contact zocht met P, een contact waar een vriendschap uit voortvloeide, zou de biografie aanvankelijk schrijven met de in 2014 overleden dichter Cees van der Pluijm. Die laatste vroeg P in 2008 hen tot officiële biografen te benoemen, dan wist hij tenminste zeker dat niet een of andere charlatan zich postuum aan hem zou vergrijpen. Drs. P zag er weinig in. 

Dat P het biografische gewroet in zijn privéleven weinig op prijs stelde, viel te verwachten. In zijn werk was Heinz Polzer nadrukkelijk afwezig. Hij zong bij voorkeur over onpersoonlijke dingen: over sla, of over een veerpont (al zijn er mensen die in dat lied een diepe filosofische bespiegeling over het menselijk onvermogen zien). 

Drs. P

Het gold evenzeer voor zijn privéleven. Voor vrienden was hij een enigma, zijn gevoelsleven bleef terra incognita. ‘Hij sprak alleen in vormelijke taal, intimiteiten werden niet uitgewisseld,’ zegt goede vriend (en uitgever) Vic van de Reijt daarover in Marcel Goedharts documentaire De terugkeer van Drs. P, die donderdag 5 september op NPO 2 te zien is. ‘De glimlach van Drs. P is de glimlach van een mossel,’ schetste schrijver-journalist Stijn Aerden ooit. 

Het was alsof Drs. P een schild tussen zichzelf en de werkelijkheid hield

Michèl de Jong

De Jong: ‘Het was alsof hij een schild tussen zichzelf en de werkelijkheid hield. Dat ironische en omslachtige taalgebruik was ook een manier om zichzelf te abstraheren van het onderwerp, of misschien zelfs van de wereld. Dat heeft hij ook weleens met zoveel woorden gezegd.’ 

Pose

P’s ironische distantie en zijn publieke personage – een in de tijd verdwaald heerschap – konden ook op kritiek rekenen, het werd soms als pose afgedaan. In een interview met Johan Anthierens en Mies Bouwman, in 1978, gaat het op een gegeven moment over ‘dat archaïsche taaltje' van hem. Drs. P is zichtbaar geërgerd en zegt: ‘Ik ga niet expres vergeelde en met as overdekte woorden gebruiken om een bepaalde indruk te maken. Nederlands is een rijkere taal dan mensen denken, en daar put ik uit.’ 

‘Zoals elke publieke persoonlijkheid bewaakte hij zijn imago, maar die ergernis over Anthierens’ opmerking was oprecht,’ zegt De Jong, ‘dat taalgebruik was echt een intrinsiek deel van zijn persoonlijkheid. Dat bleek ook toen hij op het laatst van zijn leven dementerende was. Maskers vallen dan vaak af, en ook bij Heinz was sprake van decorumverlies, maar dat gold dus niet voor zijn taal. Hij formuleerde weliswaar nog kreunender en weifelender dan normaal, maar zijn woorden koos hij nog altijd even zorgvuldig.’ 

De Jong: ‘Een vriend zei eens: "Ik kan wel zeggen dat ik Drs. P goed gekend heb, maar ik weet niet of ik Heinz Polzer heb gekend." Maar volgens mij is die scheiding tussen Drs. P en Heinz Polzer onzinnig. Er was helemaal geen sprake van een persona. 

Het afschermen van zijn eigen binnenwereld betekende overigens niet dat P geen interesse voor anderen kon opbrengen. ‘Hij leefde echt mee als ik ziek was,’ zegt De Jong, 'en als mijn studiecijfers minder werden, was hij bijna grootvaderlijk bezorgd. Hij had echter een hekel aan smalltalk, was gesteld op erudiete kout. Vaak kwam hij met een onderwerp waarover hij iets gelezen had, daar wilde hij het dan over hebben. En je moet ook bedenken dat hij tot een generatie behoorde die het niet normaal vond om al je zielenroerselen op Facebook of Instagram te gooien.’ 

Kenau

Een onderwerp waar De Jong het in zijn biografie nog lastig mee zal krijgen, is de verhouding tussen P en zijn echtgenote, Mieke. In de documentaire van Goedhart wordt ze als kenau neergezet; de indruk wordt gewekt dat de doctorandus, zeker op het laatst van zijn leven, in feite haar gijzelaar was.

Ze hield hem binnen (ook omdat ze bang was dat hem iets overkwam, vergoelijkt Van de Reijt in de documentaire), vrienden werden geweerd, langdurige vriendschappen werden, door haar tussenkomst, om onduidelijke redenen beëindigd (Ivo de Wijs in de film: ‘Ik heb geen idee wat ik verkeerd heb gedaan. Ik kreeg onmin met Mieke. Ook Heinz keerde zich tegen mij. Hij deed altijd alles wat ze zei. Ik vond het verschrikkelijk: hij was mijn tweede vader’). Toen P in een verzorgingshuis werd opgenomen, zagen die verstoten vrienden hun kans schoon; ze zochten hem op en de vriendschap werd hernieuwd. 

Een moeilijke vrouw, zegt De Jong, maar het lag genuanceerder dan het beeld dat Goedhart in de documentaire schetst. Het lag ook aan Heinz zelf, aan zijn verbijsterende volgzaamheid jegens haar, die zich overigens slecht laat rijmen met zijn verder zo autonome, onafhankelijke karakter. Het was tegelijk ook echt een grote liefde. ‘Als hij ergens in het land optrad belde hij haar steevast op. Vaak stuurde hij haar van daaruit ook een prentbriefkaart met poezenafbeelding waarop hij een versje had geschreven. Dat zijn er echt honderden. Niet dat het nou allemaal een gooi doet naar de Olympus, maar er spreekt toch een diepe genegenheid uit.’ 

Mieke Polzer stierf een jaar na haar man. Ze zat toen al in een verzorgingshuis. Erfgenamen waren er niet. Het hele vermogen (De Telegraaf sprak van ‘miljoenen’) van het echtpaar ging naar verluidt naar De Poezenboot. ‘Iets met katten in ieder geval,’ zegt De Jong, en de auteursrechten gingen naar uitgever en vriend Vic van de Reijt, die ze (heel nobel, benadrukt De Jong) in een stichting onderbracht. Het was Van de Reijt ook die op het allerlaatst de inhoud van het leegstaande huis veiligstelde: de boeken en het archief van P dreigden op de vuilstort te belanden.

Psychologiseren

Het archief bevatte vooral stukken die betrekking hadden op zijn werk. ‘Ik had natuurlijk gehoopt correspondentie met zijn biologische vader aan te treffen, of documenten over zijn jeugd, maar daar is niet veel van bewaard gebleven. Het goede nieuws is dat het nagenoeg ontbreken van persoonlijke notities vol zielenroerselen de biograaf ontslaat van de verplichting een al te psychologiserend portret te schrijven,’ noteerde De Jong daar onlangs over. 

Ik hoop dat P van het boek zou zeggen: het is misschien niet leuk dat het er is, maar zo is het wel allemaal gegaan

Maar toch, helemaal zonder psychologische duiding zal niet lukken waar het gaat om de mysterieuze relatie tussen P en zijn echtgenote, om de wreedheid in P’s teksten of om de fascinatie voor seksuele aberraties, die in 1970, onder het schrijverspseudoniem Drs. S., in het boekje Allerlei ontucht resulteerde: een parodie op Ot en Sien waarin pedofilie en bestialiteit niet ontbreken en waarvan P, geheel in stijl, het auteurschap altijd heeft ontkend. In De terugkeer van Drs. Pzegt vriend Jean Pierre Rawie over P’s afgeschermde innerlijk: ‘Ik denk dat hij veel moest verbergen, ook wat zijn erotische voorkeuren waren.’ 

‘Ik heb het land aan psychologiseren,’ benadrukt De Jong, ‘de bronnen laten dit ook niet toe, maar wat bij die muur tussen hem en de wereld vermoedelijk heeft meegespeeld, is zijn familieachtergrond. Dat was een eilandenrijk van extreem beleden levensovertuigingen. Zijn biologische vader was een nationaalsocialist, net als zijn opa. Zijn moeder beleed het socialisme van haar vader, een van de oprichters van de SDAP, terwijl haar eigen moeder welhaast godsdienstwaanzinnig was. Zijn broer en zus waren antroposoof. Ik denk dat die ironische levenshouding vol afkeer van "ismen" en "logieën" deels daarin wortelt.’ 

Misschien had P liever geen biografie gekregen, zegt De Jong. ‘Maar ik hoop wel een boek te schrijven waarvan hij zou zeggen: het is misschien niet leuk dat het er is, maar zo is het wel allemaal gegaan. En op die weerspannigheid waar het zijn biografie betrof, is Heinz op het laatst wel teruggekomen. Ik heb in onze veelvuldige gesprekken wel allerlei dingen gevraagd, maar het was altijd de bedoeling pas na zijn dood echt te beginnen met mijn karwei. Ik legde hem ook geregeld archiefvondsten voor. Dat vond hij op den duur zo interessant dat hij zei: "Michèl, ik zie handenwringend uit naar het boek waarin je dit allemaal te berde brengt." Dus ik heb uiteindelijk wel zijn zegen gekregen.’ 

De terugkeer van Drs. P 
NPO 2, donderdag 22.55-0.00 uur