Hugo Blom

Frénk van der Linden is een meesterinterviewer. Daarnaast is hij ook nog meester interviewer. De spatie maakt een wereld van verschil: het eerste is een titel waarvan nog steeds niet duidelijk is of hij die zichzelf heeft toebedeeld of dat we het allemaal maar zo gelaten hebben, het tweede werd duidelijk in een prachtig interview dat Sara Berkeljon hem afnam voor de Volkskrant. Ze was een leerlinge van meester Frénk, die eerlijk vertelde dat hij driekwart van zijn inkomsten niet uit interviewen haalt, maar uit dagvoorzitterschappen en aanverwante activiteiten, waaronder ook lesgeven in interviewen. 

De grootste valkuil in een interview is ijdelheid. De geïnterviewde die denkt: ik ben zo belangrijk dat iemand anders er uren voor uittrekt om mij vragen te stellen, het op te schrijven, het uit te zenden. Daarom zijn er naast goede interviewers ook goede interviewees. Janine Abbring ontving afgelopen week terecht de Sonja Barend Award voor het beste tv-interview van het afgelopen jaar. Het  laatste uitgebreide tv-gesprek met Eberhard van der Laan voeren zoals zij deed, was een prestatie van formaat. Was hij nog in leven geweest, hadden ze de prijs kunnen delen, een goed gesprek komt van twee kanten.

Meester Frénk liet zich door zijn oud-leerlinge in de luren leggen en spreidde zoveel zelfgenoegzaamheid en gebrek aan zelfinzicht tentoon dat er maar een conclusie rest: hij heeft niet goed opgelet tijdens zijn lessen, tuinde met open ogen in de kuilen die Berkeljon groef en raakte de titel meesterinterviewer tijdens dit gesprek kwijt. Aan een leerling, misschien dat dat zijn ijdelheid nog streelt.